Tsjechie.nl : d� Vakantie & Informatie site over Tsjechie
Alle bestemmingen Tsjechie
nieuwsbrief Australie
navigate by map Tsjechie
tips Tsjechie
win Tsjechie

Tsjechie.nl tsjechie.nl  reisverhaal tsjechie  praag, de gouden mijl 2 

Tsjechie.nl - Praag, de Gouden Mijl: een stadswandeling Deel 2

Meer reisverhaal tsjechie...

Terug naar de Karlova. We komen nu op een driehoekig pleintje: Kleine Plein oftewel Malé Námesti. Centraal staat hier de smeedijzeren pomp met fontein uit de 15de eeuw met verguld hekwerk waarin engelen en leeuwen verwerkt zijn. Vanaf dit punt heb je een mooi overzicht over dit pleintje.

Opvallend is het neorenaissance pand van V.J. ROTT. Bij de Firma Rott betreden we het Jugendstilgebied van Praag. Het pand is tot de nok toe beschilderd met Jugendstilmotieven.  Dat zijn in dit geval de zogeheten vegetatieve, organische elementen. Bloemen, bladeren, ranken. Liefst langgerekt zodat het sierlijk en inderdaad jeugdig en vrouwelijk oogt.

De ambachtstaferelen zijn niet specifiek Jugendstil: de boer met zeis, timmerman met draaibank, boerin met sikkel, maar het romantische idee is wel duidelijk. De invloed van deze stijl is kort maar groot geweest in Praag. De Jugendstil in Praag had zijn bloei tussen 1895 en 1914. Deze stijl uitte zich niet zo zeer in nieuwe gebouwen, maar in nieuwe versieringen op reeds bestaande objecten. Het was zeg maar, hip, om je van oorsprong gotische, daarna renaissance vervolgens verbarokte gebouwen op te fleuren, te verrijken met Jugendstilschilderingen en ornamenten.

Verdere bijzonderheden op dit plein zijn te zien op het pand er tegenover waar fragmenten van sgrafitti en fresco’s als puzzelstukjes de gevels sieren. Aan de ‘rechte’ zijde van het plein staat een rijtje barokpanden in zachte tinten. Als contrast staat hier het smalle pand Zlatá Lilie tussen in donkere warme kleuren.

Bij het huis met het torentje gaan we naar de Staromestské námesti, het Marktplein van de Oude Stad. Het plein vormt in de goede zin een ‘beproeving’, want als je net dacht dat de pracht en praal van de Praagse barok nu wel ‘ns op kon zijn, strekt zich hier een plein uit dat er juist nog een schepje bovenop doet. Maar, het is niet alleen een oud plein, het is ook een erg levend plein. Het heeft een scala aan cafés, restaurants en terrasjes. De muziek van de straatmuzikanten mengt zich hier met het geluid van de koetsjes en hun paarden.

Het plein is omringd door een kleine 25 bezienswaardigheden, allemaal stuk voor stuk de moeite waard. We lichten er een paar niet te missen objecten uit. Links staat het renaissance hoekhuis De Minuut, te herkennen aan de donkere sgraffitivoorstellingen  die het hele pand bedekken. Het is qua stijl verwant aan het Schwarzenbergpaleis.  Twee huizen verder staat het roze met gouden huis dat nu een onderdeel is van het Raadhuis van de Oude Stad. Een bronzen tekst op de muur vermeldt dat sinds 1992 de gehele binnenstad door de Unesco is aangemerkt als  cultureel werelderfgoed.

Het Oude Raadhuis zelf trekt gelijk de aandacht vanwege de menigte mensen die zich hier elk heel uur verzamelt bij het Astronomische Uurwerk.  Het attractieve mechaniek is gemaakt midden 15de eeuw, en geeft niet alleen met veel verguldsel de dagen en maanden aan, maar ook de stand van zon en maan en de dierenriem. Het is een grappig gezicht om de 12 apostelen voorbij de twee luikjes te zien gaan.

Het geheel houdt het midden tussen een draaiorgel, vanwege de Dood die met z’n bel rinkelt en de Turk die met z’n hoofd schudt en de Engel met zijn zwaard, en een poppenkast. De voorstelling wordt altijd afgesloten door de Haan die een soort gekraai uitbrengt dat op de lachspieren werkt. O ja, en je kunt op de klok ook nog zien hoe laat het is.

Het Raadhuis is alleen nog Raadhuis in naam, het wordt enkel nog gebruikt voor ontvangsten en plechtigheden. Het leent zich daar goed voor want de buitenkant is een fraai staaltje van gotiek en het interieur heeft veel Jugendstilelementen. De 70 meter hoge toren is van later datum dan het Raadhuis zelf en kan beklommen worden.

Als we om het Raadhuis heen lopen zien we daar de St. Nicolaaskerk. Op deze plek hadden al enkele kerken gestaan voordat de Nicolaas hier, midden 18de eeuw naar een ontwerp van Dientzenhofer, werd gebouwd.  Het is een rijke kerk geworden, zowel van binnen als van buiten. Dat mag opmerkelijk genoemd worden gelet op het kleine aantal zitplaatsen.

Dat het nog steeds een levende kerk is, is te zien aan het columbarium. Gelijk bij binnenkomst rechts. Daar is een verzameling van honderden urnen. Elk in z’n eigen glazen vitrine. Een typisch, on-Nederlands verschijnsel. De kerk wijkt aan de buitenkant iets af van de gangbare barokstijl door z’n zuidelijke invloeden: de torentjes, de sierlijkheid, de mediterrane kleuren. Binnen is de barok wat traditioneler maar ook hier lijkt het motto te zijn geweest: bewerk het, maar bewerk het niet overdadig.

Midden op het Staromestské námesti staat het Jan Hus monument. Gemaakt door Saloun.Dit Jugendstilbeeld, eigenlijk beeldengroep, is in 1915 geplaatst ter gelegenheid van de vijfhonderdste sterfdag van deze kerkhervormer en volksheld. Johannes Hus werd circa 1370 geboren, werd theoloog en was verbonden aan de Bethlehemkerk aan de Kleine Zijde. Hij bekritiseerde de kerkmachten, vond dat de kerkhiërarchie het gewone volk buiten de deur liet staan was fel gekant tegen de aflaatpraktijken en pleitte voor een Bijbelvertaling in de landstaal, het Tsjechisch. Hus introduceerde de zogeheten diacritische tekens in het Tsjechisch.

Hij introduceerde de wát? Tekens die het mogelijk maken een taal fonetisch te lezen. Hij voegde het woord bij de daad als het ware. Dit bezorgde hem grote populariteit bij het volk en bracht hem op gespannen voet met de Paus en het koningshuis. Uiteindelijk werd hij als ketter aangemerkt en werd in 1415 tot de brandstapel veroordeeld. In Tsjechië wèrd, - zijn volgelingen hadden zich destijds verenigd onder de naam Hussieten - en wòrdt Hus nog altijd gezien als symbool voor het zoeken naar de waarheid en de rechtvaardigheid. Dit monument beeldt veel uit: het lijden, de onverzettelijkheid, de solidariteit met het gewone volk en hoop. De Jugendstilstijl is terug te vinden in bijvoorbeeld de lijnen van de mantel en de belettering op het monument.

Als we met de rug naar het Husmonument staan, staat de Týnkerk pal voor ons. Maar eerst is er nog het geel, matgele gouden gebouw, links in de hoek. Het is een gebouw met vele voormalige bewoners. Het was oorspronkelijk een Paulanenklooster, daarna was er een bank in gevestigd en nu een ministerie. Het front van het pand kun je zien als een huwelijk tussen barok en Jugendstil.

Te zien zijn de gebruikelijke barokversierselen, alleen ze zijn net wat zwieriger dan normaal. Wat we zien is de hand van de bekende Praagse kunstenaar Mucha, voornamelijk bekend door zijn grafische Jugendstilwerk: affiches. Let bijvoorbeeld op de ornamenten en het stucwerk boven de ingang en, als je de kans krijgt, het interieur.

Aan de andere kant van het plein, rechts van de Týnkerk, staat het Storchhuis.  Hier vallen de Jugendstilbeschilderingen op die vrij traditioneel van karakter zijn. De heilige Wenceslas te paard en een schrijvende monnik. Maar de uitvoering is muzikaal: de lijnen zijn langgerekt, de ranken en bladeren lijken wel te wervelen en te dansen.

De ingang van de Týnkerk [44] bereik je via de zuilengalerij ervoor. De Týnkerk staat in feite niet op het plein, maar er net achter.  Door zijn twee torens is het een van de meest karakteristieke kerken van Praag. De acht kleine torentjes op de torens zelf, fungeerden vroeger als uitkijkposten. Binnen blijkt het een kerk te zijn waar de oorspronkelijke gotiek en de later toegevoegde barok elkaar soms in de weg zitten, soms elkaar aardig aanvullen. De fraaie dakbogen stammen nog uit de 14de eeuw, de altaren en panelen uit de barok. De Týnkerk was in de 14de eeuw de belangrijkste kerk van de Hussieten.

Achter de kerk ligt het Týnhof. Het smalle straatje links naast de kerk leidt er naar toe. Het hofje is omringd door veel nauwe straatjes. Sinds de middeleeuwen is er weinig veranderd in het Praagse stratenplan. Het hof was in de middeleeuwen marktplaats en pleisterplaats voor handelaren en kooplieden. Het heeft een tijd van verval gekend maar nu is het gerestaureerd en heeft het een gezellig karakter door de vestiging van allerhande boetiekjes en speciaalzaken.

We gaan het hof weer uit. Links staat de Kostel sv. Jakuba, de Jacobskerk. Nu is het slechts één van de vele kerken die Praag rijk is. Maar voordat de St. Vituskathedraal gebouwd was, was dit de hoogste. Uiteraard een romaanse geboorte gehad, gevolgd door een gotische jeugd en de volwassenheid bracht hem bij elke pilaar een goudbewerkt barokaltaar: 21 stuks. Het orgel verdient zeker aandacht, en ook mooi zijn de 30 balkons. Een enkele is nep om de symmetrie te behouden.

Als we de kerk uitkomen, gaan we links de Malá Štupartská in, dwarsstraat oversteken, onderdoorgang in en we staan op de voetgangerspromenade de Celetná, hier linksaf. Op de Celetná staan verspreid nog enkele barokke huizen met ‘paleis’ in hun titel, maar wij gaan op weg naar het hoekhuis Huis met de zwarte Madonna. Dit kubistische huis uit 1915 van de architect Josip Gocar staat op de hoek rechts, net voor de Kruittoren.

Het is een beetje vreemd dat dit vernieuwende huis is genoemd naar de versiering, de barókversiering, van het huis dat hier eerst stond: een gouden, zwarte Madonna met kind. Het kubisme was een kunststroming die omstreeks 1910  begon in de schilderkunst. Picasso was een van de bekendste kubisten, in Nederland was dat Piet Mondriaan. Zij wilden de vorm terug brengen in de schilderkunst, zoals de impressionisten vóór hen de kleur terug hadden gebracht. Het is eigenlijk wel merkwaardig dat het kubisme zo weinig navolging heeft gekregen in de bouwkunst, terwijl die zich er toch bij uitstek voor leent. Het lijnenspel en de vlakverdeling doen zeer uitgebalanceerd en rustig aan. De enige versiering die Josip zich toestond waren de envelopjes boven de pilaren, en als toetje: twee zolders.

Even iets heel anders. Twee huizen terug, aan dezelfde kant van de straat, is ook geprobeerd een pand een Jugendstiluitstraling te geven. Alleen: het is wel wat armoeiig. Een paar vazen met daarin wat onduidelijke flora een wimpel en een krul maken samen nog geen Jugendstil. We lopen nu naar de Kruittoren.

Bij de toren betreden we voormalig koninklijk gebied. Hier, op deze plek stond in de 14de en 15de eeuw het paleis van de Boheemse vorsten. Ze woonden hier, en regeerden vanuit de Burcht. Een groot gedeelte van de wandeling die we nu hebben gelopen volgde nauwkeurig die zogeheten 'Koningsweg', toen gebeurde dat per paard en per koets. Later werd de Burcht zowel de plek van waaruit de macht werd uitgeoefend als de permanente verblijfplaats voor de monarchie. Het enige bouwwerk dat nog is overgebleven uit die periode is de Prašná brána: de Kruittoren. 

Van de stadsmuren die hier gestaan hebben, is geen steen meer te vinden. De toren is een goed voorbeeld van de gotische bouwstijl. En is eind 19de eeuw weer helemaal in dezelfde stijl gerestaureerd. Zwart, donker, massief, gesloten, met een enkel opgepoetst versiersel. De toren werd destijds gebruikt voor de opslag van grote hoeveelheden kruit. Geen prettige gedachte, zo’n explosief goedje bovengronds naast je paleis.

De Kruittoren is verbonden met één van de schitterendste -letterlijk- voorbeelden van Jugendstilbouwkunst in Praag. Het Obecní dum, het Representatiehuis, ook wel liefkozend ‘Repre’ genoemd. Het is gebouwd tussen 1906 en 1911, het hart van het Jugendstiltijdperk, en dat zie je er ook vanaf. Nou moet gezegd worden dat Jugendstil vele gezichten had.

De Jugendstil wou zeker alle voorwerpen en thema’s stileren en streefde naar een vloeiende lijn, naar elegantie. Maar het maakt uit in welke stad in Europa je de Jugendstil bekijkt. De Praagse variant wijkt toch iets af van wat je tegenkomt in bijvoorbeeld Antwerpen. En omdat in Praag de barokcultuur zo sterk aanwezig is, ontkomt de Jugendstil hier ook niet aan wat barokinvloeden. Als de barok hier niet had bestaan, had de Jugendstil die uitgevonden. Eigenlijk ook niet verwonderlijk, want bij beide stromingen stond de verfraaiing voorop. 

De uitvoering, die is dan anders: andere materialen, andere thema’s, de barok is wat zwaarder op de hand, de Jugendstil wat lichtvoetiger, wat speelser, minder serieus - de jeugd immers. Een ander praktisch punt was dat beide kunststromingen in de bouwkunst vaak in opdracht werkten. 

De nieuwlichtende kunstenaars waren dus afhankelijk van de wensen van de koopman, paleiseigenaar: maak het niet te bont jongens, denk aan de klanten. Of in het geval van barok: maak het maar goed bont jongens, denk aan de buren. En, kunstenaars en kunststromingen staan ook niet stil, die ontwikkelen zich. De Jugendstilers deelden dan wel dezelfde opvattingen, hadden een gezamenlijk vertrekpunt, maar gaandeweg bleek de één wat principiëler dan de ander. Met andere woorden: de grenzen van een genre of stroming zijn soms moeilijk te trekken.

Het Repre. De twee Jugendstilkunstenaars die we al eerder tegenkwamen op deze wandeling hebben ook hieraan meegewerkt: Ladislav ž aloun en Alfons Mucha. Een nieuw naam is Karel Spillar, hij zorgde voor de muurschilderingen in het gebouw.  Het heeft een indrukwekkende, feestelijke ingang. Van boven naar beneden zien we: op de top de glazen koepel, daaronder het mozaïek van Spillar, de beelden van ž aloun, de gouden spreuk in de daklijst, het smeedijzeren balkon en dan een waterval van versierselen: glas in lood, lampen, vlaggen, krullen, boogjes, beeldjes, schildjes, verguldsel - we gaan naar binnen.

Het Repre heeft vijf zalen, waarvan twee op de begane grond. Links is het Kavárna, het café. Vergeleken met deze ruimte verandert elk Grand Café in Nederland in een hopeloze bruine kroeg. De inrichting is Jugendstil in een rijke ingehouden vorm, aan alles is aandacht geschonken, alles harmonieert met elkaar: de lambrisering, de luchters, de andere verlichting, het plafond, de balkons, de verwarmingselementen, de stoelen en tafels.

Misschien is Jugendstil wel een maniertje, maar wel een mooi maniertje. Dat het Repre wel met z’n tijd meegaat is te merken aan de internet salonek die voor de klanten openstaat. Drink hier in alle rust ‘ns koffie en kijk ‘ns rond. Het restaurant er naast is wat donkerder, wat formeler. Meer Jugendstil kun je zien in het restaurant in de kelder en op weg daar naar toe.

Er zijn fraaie booggewelven, versieringen die balanceren op het randje van de kitsch, gouden ornamentjes, taferelen op tegeltjes, sierlijke trapleuningen - we willen maar zeggen: dit heet niet voor niets het Representatiehuis. Dit huis heeft op de bovenverdieping twee bijzonder fraai gedecoreerde concertzalen. Krijg je op straat een folder aangereikt met daarop een aankondiging van concert van Vivaldi, Mozart -de film Amadeus is in Praag opgenomen- of Schubert, kijk dan waar het uitgevoerd wordt.

Weer buiten valt op hoe groot het contrast is met de nieuwe, strenge Bank Národní aan de overkant. Dat de bank de banden met de historie toch niet helemaal loslaat is te zien aan de traditionele leeuwen en krijgers op de daklijst. En, de bank heeft dan misschien wel een vernieuwend gezicht, aan de achterzijde staat nog intact het oude gedeelte uit 1894.

De wandeling vervolgt zo meteen de straat Na Príkope in, maar als tegenstelling met het opgepoetste Repre is het wel aardig om wat pure Jugendstil in vergane glorie te zien. In de straat Hybernská staat na zo’n 100 meter rechts het voormalig Hotel Central. Deze gevel met vegetatieve schilderingen had destijds de primeur van de Jugendstil in Praag.

Vanaf het Repre wandelen we rechts de Na Príkope in. In deze straat zijn het ‘m niet zo zeer de gebouwen als geheel die het ‘m doen, maar de details, de versieringen er omheen. De gebouwen op nummer 18 en 20, aan de linkerzijde hebben een fraaie daklijst met daaronder een schildering en een mozaïek op de voorgevel.  Mooi en sierlijk zijn de twee stenen ‘luchtbruggen’ over het zijstraatje heen.

Dat kerken in Praag niet altijd barok hoeven te zijn, bewijst het Italiaanse ‘La Chiesa della s. Croce’] links op de hoek. Het interieur is een verademing, witte muren, reliëfs in gebroken wit tegen een witte achtergrond. Tegenover deze classicistische kerk staat een modern gebouw van glas en staal, het Myslbekgebouw. Het grappige van dit pand is dat het geen achterkant heeft: het heeft twee voorkanten. De andere voorzijde komt uit op het pleintje waar het kubistische Huis met de zwarte Madonna ook aan staat. Het refereert daaraan met een architectonisch grapje: ook twee zolders.

Het bankgebouw, ook links, heeft vier gebeeldhouwde figuren boven de ingang. Qua stijl moeilijk te plaatsen.Het heeft iets constructivistisch die heldhaftige, geïdealiseerde voorstelling van deze ambachten. Onder het communisme was dit dé kunstvorm. Was dit Jugendstil geweest, dan waren de beelden minder plomp, wat langgerekter.

Aan de rechterzijde van de straat, net voordat we links het Wenceslasplein op gaan, staan bij de ingang van nummer 390 Jugendstil beeldhouwwerken [53] die de gevel torsen. Het verschil met de beelden van net boven het bankgebouw valt nu wel erg op.  Dit soort beelden, maar dan als tekening, was ook erg in zwang als boekomslag in de jaren '20. Jugendstil was dan ook vaak een toegepaste, toevoegende kunst. Indrukwekkend is hoe hier bijvoorbeeld de kniepartijen vormgegeven zijn: anatomisch correct, maar in werkelijkheid zouden ze behoren aan die van een topsporter.

Het Wenceslasplein heet plein, is in feite een boulevard. Lengte 683 meter en 60 meter breed. Het is een drukke straat zowel overdag als ‘s avonds. Dit was van oudsher een handelsplek, vroeger werd hier onder andere de paardenmarkt gehouden. De commercie heeft nu alleen een ander gezicht. Dit was ook het plein waar in 1989 de burgers van Praag demonstreerden tegen de toenmalige regering. De roep om verandering kwam van verschillende groeperingen. Van Charta 77, de katholieke kerk en het later ontstane Burgerforum. De Fluwelen Revolutie eindigde ermee dat de toneelschrijver Václav Havel op 29 december 1989 tot president gekozen werd. Een plein met een geschiedenis. Verder op het plein zullen we sporen daarvan tegenkomen.

Vanaf de rechterzijde van het plein hebben we een goed uitzicht op het gebouw dat Koruna [54] heet. Dat staat aan de linkerzijde en stamt uit 1914.  Het is een gebouw dat zich geen enkele stijl aanleunen laat en daarom maar modernistisch genoemd wordt. Het draagt sporen van het kubisme, de mooie vlakverdeling, heeft wat Jugendstilinvloeden, de gebeeldhouwde vrouwenfiguren op het dak, maar kan gerust verder op eigen benen staan. Het had niet misstaan in de filmstad van Batman: Gotham City. De toren van het Koruna met z’n kroon -Koruna betekent kroon- van lampen, vormt een rustig en statig geheel met z’n omgeving: het gebouw met glazen klok op het dak met daarnaast de Griekse beeldenduo’s.

Aan de rechterzijde staat één van de weinige huizen dat niet enkel Jugendstil versierd is, maar ook als Jugendstilpand is gebouwd: het Peterkahuis [55].  De twee bronzen figuren, Adam en Eva met slang, vallen het meest op. Sierlijk golvende lijnen. Eigenlijk, we hadden het al over de grenzen van een stroming, moet dit worden aangemerkt als een pré-Jugendstilpand. Het is gebouwd in 1899. Wat we zien is een simpele en doelmatige voorgevel, evenwichtig in drieën verdeeld. Het was ook gebouwd als handelspand. Nu zit er nog steeds een apotheek in.

De meeste huizen aan het Wenceslasplein zijn voor Praagse begrippen vrij nieuw: 19de en 20ste eeuws. Dat komt, dit terrein is in die tijd aangewezen als stadsuitbreidinggebied. Net na de derde barokgolf dus. De stijlen die hier vertegenwoordigd zijn spelen af en toe nog wel ‘ns leentjebuur bij de (neo-) barok of tonen zich er schatplichtig aan, maar hier hebben de gebouwen niet, zoals in het centrum, een Romaanse fundament of gotische kelder.

Loop ‘ns op je gemak over dit plein en kijk af en toe ‘ns omhoog. Een hotel dat misschien wel het bekendste hotel van Praag en ook één van de prachtigste uitingen van Jugendstil is, staat aan de linkerzijde: Hotel Evropa [56].  Het werd in 1889 gebouwd en kreeg in 1904 zijn Jugendstil uiterlijk. Om bij het begin te beginnen de ingang. Er hangt een carrouselachtig baldakijn boven de deuren.

Het geeft de entree een nostalgische grandeur. Helemaal bovenaan zien we drie vrouwen in gezelschap van een pauw, een typisch Jugendstilgevogelte. Daaronder zien we allerlei versieringen zoals een notenbalkhekwerkje, gebeeldhouwde bloemen en tressen. De typische Jugendstilbelettering, glas in lood ramen, sierlijke balustrades voor de balkons geven het vooruitspringende middengedeelte van het hotel een extra rank en licht voorkomen. Maar meer dan van een fraaie buitenkant moet Evropa het hebben van het interieur. Het restaurant van het hotel is in een Jugendstilstijl uitgevoerd die zeer rijk en harmonieus te noemen is.

De zaal heeft een bewerkte lambrisering van donker hout onderbroken door spiegels die versierd zijn met tressen, schelpjes en engeltjes. Aan het eind van de zaal is een klok geïntegreerd in de schouw.  En vergeet het plafond niet. Om kort te zijn: alle details gaan hier harmonieus op in een groot geheel. Een monument.

Het is meestal zo dat als een gebouw veel aandacht krijgt dat het object er naast er maar wat verloren bij staat. Dus: vergeet Hotel Meran niet. Het hotel heeft weliswaar een minder sterke entree dan de buurman, maar op de bovenste verdieping doet het toch z’n best. Daar zien we weer die op notenbalken gelijkende hekwerkjes, met de bekende tressen, bloemen en goudversierselen. Het balkon is trouwens ook erg sierlijk.

Tegenover deze beide hotels bevindt zich de ingang van Lucerna [57]. Zowel het Wenceslasplein als de omliggende straten, hebben een netwerk van allerlei passages. Soms geven ze toegang tot een hofje of een tuin maar meestal zijn ze verbouwd tot winkelgalerijen. Deze passage is interessant omdat hij wel aangepast is aan deze tijd, maar ook nog veel ouds verborgen houdt. Je kunt hier ook, als het in het café van Hotel Evropa te druk was, koffie drinken in de foyer van de bioscoop.

Te zeggen dat je dan een ‘trap’ op moet doet een beetje onrecht aan wat in het Engels wordt aangeduid als een ‘flight of stairs’, een monumentale trappartij. Vanuit de hoge zitplaats kun je het kunstwerk van David Cerný dat hier sinds 1999 hangt ook niet over het hoofd zien. Het stelt de Heilige Václav voor, gezeten op z’n paard. Alleen, hij zit er op als een soort Dik Trom: het paard galoppeert ondersteboven door de geschiedenis. Het is een grappige verwijzing naar het officiële monument van Václav te paard dat 200 meter verderop staat. Het interieur van Lucerna ademt nostalgie door de lambriseringen, het gebogen glas en de koepels.

Lucerna kun je weer verlaten via de uitgang aan de Štepánská. Daar hangt boven de ingang een vervallen Jugendstilluifel. Terug naar het Wenceslasplein en naar rechts. Op het Wiehlgebouw op de hoek van de Vodickova, is nog een mooie schildering te zien van de Jugendstilkunstenaar Josef Fanta.

Vlak voor het standbeeld van Wenceslas, is er een perkje [58] dat herinnert aan de Praagse Lente van 1968. De Tsjechen en Slowaken hadden toen hun hoop gezet op ‘het socialisme met een menselijk gezicht’. Maar de hervormingsgezinde partijvoorzitter die dat voorstond, Alexander Dubcek, werd aan de kant gezet. De Lente duurde maar kort. De touwtjes werden vanuit het communistische Moskou weer strakker aangetrokken.

Dat leverde het beklemmende beeld op van tanks van het Warschaupact in de binnenstad van Praag, omringd door geweldloze Tsjechen. Het einde van de hervormingen was voor de student Jan Palach de reden om zichzelf uit protest op 16 januari 1969 in brand te steken. Dit perkje gedenkt hem, en de medestudent Jan Zajic die hetzelfde heeft gedaan, met een gedenkplaat waarop staat: 'in memory of the victims of communism'. Een eenvoudig berkenhouten kruis met daarop de foto’s van de jongens, maakt het wat persoonlijker.

Karel IV wordt veel geëerd in Praag, stichtte de universiteit, bracht de stad tot bloei, maar hij zal altijd vier eeuwen achter blijven lopen op z’n voorganger, de schutspatroon van Tsjechië Svaty Václave [59]. Hij stond aan de basis van het land Tsjechië, aan de basis van de Tsjechen zelf. Hier is hij omringd door vier beschermheiligen. Hij is overleden -vermoord door zijn broer- in het jaar 929 en daarna heilig verklaard. Het beeld zelf is in 1924 geplaatst en gemaakt door Myslbek.

Het grote neorenaissance gebouw dat het plein afsluit, dat het op het glooiende plein neerkijkt, is het Nationaal Museum [60]. Te bereiken via de metrotunnel. Het gebouw stamt uit het einde van de 19de eeuw en biedt onderdak aan vele verzamelingen die betrekking hebben op de geschiedenis en folklore, de cultuur, en de wetenschap van het land. Van het gebouw zelf is de koepel erg de moeite waard. Binnen biedt de hoge hal een grootse entree.

Vanaf het Nationaal Museum volgen we de drukke verkeersader naar links die uitkomt bij het Jugendstilbouwwerk het Centraal Station [61]. In het bovengrondse gedeelte, zowel de binnen- als de buitenkant, is nog veel fraais te zien. Schilderingen en beeldhouwwerken. De koepel en de versiering van het grote maar enigszins beroete monument zijn van de hand van Josef Fanta. Maar: het is een monument in bedrijf, verwacht dus geen museumuitstraling. Vanaf dit punt is er de mogelijkheid om de metro te nemen.

 


terug | home
Meer reisverhaal tsjechie...
Hebben we je geinspireerd? Deel dit met je vrienden.


Vind Tsjechie.nl leuk op Facebook


Tsjecho Reizen - dé wintersport of vakantie Tsjechië, Praag en Slowakije specialist!




reageer Reageer  stuur door Stuur door  print Print pagina

Wees de eerste die een reactie plaatst!
specialisten Tsjechie
tsjecho reizen - tsjechie  
Tsjecho Reizen
Reisorganisatie
info | website
tel nr (klik)
bohemia travel - tsjechie  
Bohemia Travel
Reisorganisatie
info | website
tel nr (klik)
interbohemia - tsjechie  
InterBohemia
Vakantiehuizen
info | website
tel nr (klik)
happy home - tsjechie  
Happy Home
Vakantiehuizen
info | website
tel nr (klik)

Valuta omrekenen

EUR

CZK

voorwaarden - copyright - privacy statement - disclaimer - cookies - contact - sitemap



© Tsjechie.nl