Tsjechie.nl : d� Vakantie & Informatie site over Tsjechie
Alle bestemmingen Tsjechie
nieuwsbrief Australie
navigate by map Tsjechie
tips Tsjechie
win Tsjechie

Tsjechie.nl tsjechie.nl  reisverhaal tsjechie  reisverslag van een fietstocht 

Tsjechie.nl - Reisverslag van een fietstocht

Meer reisverhaal tsjechie...

LEKKERKERK – PRAAG – HOSTALKOVA  

reisverslag van een fietstocht

Tien jaar na dato opnieuw op de fiets naar Hoštalková, een dorp 300 km ten oosten van Praag. Nu niet in Waardrenner-tempo van 100 à 150 km per dag, zoals dat ging in 1992 samen met drie sportieve fietsvrienden. Tineke en ik gaan uit van 50 km per dag, net als in 2000 bij onze tocht naar de Noordkaap. (1)
De reis van nu bestaat uit twee delen: Lekkerkerk - Praag en  Praag - Hoštalková.

De fietstocht van Lekkerkerk naar Praag begint in Hamburg. Het is 1944. De oorlog loopt op een einde. Maar voor velen moet het ergste nog komen. Zo ook voor Olga Minich, een jonge Joodse vrouw uit Tsjechië van nog geen twintig jaar. Dankzij haar leeftijd heeft zij de oorlog  tot nu toe overleefd. De Duitsers konden haar gebruiken om puin te ruimen in Hamburg, dat al door de geallieerden wordt gebombardeerd. Haar familie heeft zij al in Theresiënstadt en Auschwitz moeten achter moeten laten.
Hier in Hamburg is er één lichtpuntje. Zij heeft contact met een Nederlandse man van 32 jaar, die hier tewerk is gesteld via de Arbeitseinsatz en ondergebracht is in een aangrenzend kamp. Via hem worden pakketten van haar oom en tante in Praag doorgesluisd, zodat ze wat extra te eten heeft. Maar het is ook en vooral de vriendschap en de menselijke warmte, die haar overeind houden.

Als haar kamp gebombardeerd wordt terwijl de vrouwen elders aan het werk zijn, wordt Olga naar Bergen-Belsen gevoerd. Daar was het verschrikkelijk. Het gaat nu heel slecht met haar. De bevrijding door de Engelsen komt net op tijd. Het enige bezit dat ze nog heeft, is een ringetje met haar initialen, dat die Nederlandse man voor haar in Hamburg voor haar gemaakt had. Zij heeft dat ringetje haar hele verdere leven gedragen.

1 Zie mijn boek Noordkaap Revisited, verkrijgbaar bij de Fietsvakantiewinkel

Na de oorlog heeft mijn vader – want hij was die Nederlandse man die dat ringetje maakte – samen met mijn moeder nog eenmaal een bezoek aan Olga en haar gezin in Praag gebracht. Toen Tineke en ik in 1970 een reis door Europa maakten, hebben wij haar ook opgezocht. Later, toen mijn vader en Olga al overleden waren, is – in combinatie met onze bezoeken aan Hostalkova – een warme vriendschap ontstaan met haar dochter Hana en haar gezin. Vorig jaar zijn zij voor het eerst in Lekkerkerk geweest en nu is het weer onze beurt. (2) 

Vrijdag 28 juni, Lekkerkerk - Gouda - trein - Didam - Beek, 30 km
Volgens de planning zouden we vanmiddag om vier uur vertrekken. Van tevoren wist ik dat dat ambitieus was, want we moesten nog erg veel doen. Onze voorbereiding tot nu toe was zeer beperkt geweest. Op kaarten 1:200.000 had ik de route uitgestippeld en op mijn fiets had ik een nieuwe achterband gemonteerd; dat was alles. Tot en met donderdag had ik gewerkt en donderdagavond heb ik de administratie bijgewerkt om te voorkomen dat we over vier weken een stapel aanmaningen op de deurmat zouden vinden.
Van alles moest er vandaag dus nog gebeuren: remblokjes kopen en op mijn fiets monteren, alle bagage bij elkaar zoeken, het huis een beetje aan kant maken en allerlei dingen doen voor de Lekruiters, mijn werk en de kringloopwinkel van Tineke.
Om vier uur komt Marri langs om te kijken hoe ver we zijn. Samen met Eja wil ze ons uitzwaaien. “Het wordt wel zes uur”, zeg ik.
Maar het werd half acht en toen dacht Tineke ook nog even een regenbroek bij de fietsenmaker te kopen. En ze had toch kunnen weten hoe lang dat daar kan duren…

Tot elf uur konden we in ons hotel in Beek terecht. Dat ging dus niet meer lukken. De trein die om 9 over half tien uit Gouda vertrok haalden we net niet, dus werd het 9 over tien. We kochten kaartjes voor Zevenaar, want fietsen vanaf Arnhem was al lang niet haalbaar meer. Toen ik op de kaart keek, zag ik dat er een spoorlijn doorgaat naar Didam. Dat ligt dichter bij Beek dan Zevenaar. Informatie bij het loket leerde, dat de trein inderdaad doorging naar Didam en daar even voor middernacht aankomt.. Het is dan nog een half uur fietsen naar Beek.

Bij het instappen in de trein wordt Tineke geholpen met haar fiets door een aardige jongeman, die zelf ook regelmatig met fiets en trein reist.
Als we onze fietsen installeren zijn we getuige van een scène voor twee heren: een conducteur der NS en een medelander die proletarisch reist. De conducteur heeft zijn bonnenboekje gepakt. “Schrijf maar 100 euro, klootzak”, schreeuwt de medelander. “Mij pak je en die drugsverslaafden laten jullie lopen, die durf je niet aan te pakken. Dat is discriminatie!”  Juist als de medelander rustiger begint te worden, begint de conducteur weer: “Weet je wie discrimineert? Jij!” Uiteindelijk loopt het twistgesprek toch met een sisser af.
Als de trein rijdt bel ik het hotel en meld dat wij er pas omstreeks half één kunnen zijn. “Of dat een probleem is.” De stem aan de andere kant zal overleggen en we worden later teruggebeld met de boodschap, dat de stem op ons zal wachten.
Als we om twaalf uur in Didam uit het Syntax-treintje stappen, wacht ons nog een middernachtelijke fietstocht van 10 kilometer over smalle weggetjes en donkere fietspaden. Een paar kilometer voor Beek gaat de telefoon. De stem vraagt of alles goed gaat. Het antwoord is ja en om half één melden we ons bij hotel Het Heuveltje. De stem bleek toe te behoren aan een aardige jongeman, die speciaal voor ons was opgebleven.

2 Over de geschiedenis van Olga en mijn vader schreef ik een boek, dat begin 2008 is uitgekomen
Titel: OLINKA – een vriendschap die begon in de oorlog
Auteur: Peter de Knegt 
peter.de.knegt@planet.nl
Uitgever: www.charish.nl
ISBN: 978-90-74066-04-4

Zaterdag 29 juni, Beek - Brünen, 55 km
Bij hotel Het Heuveltje ligt een enorme parkeerplaats. Het is een op- en overstapplaats voor reisbussen, vooral van de OAD. Ook bussen naar de Noordkaap vertrekken hier vandaan.
Sommige busreizigers gaan op het terras zitten. Vanaf onze ontbijttafel hebben we daar een mooi uitzicht op en kunnen we ons een beeld vormen van de gemiddelde busvakantieganger. Het haar is grijs, de kleding is kaki, van top tot teen. Een prototype is een dame die niet alleen voldoet aan het signalement, maar bovendien haar zakken vult met zakjes suiker en poedermelk, terwijl zij schichtig om zich heen kijkt. Nog aan twee andere tafeltjes gaat dit onrustige type zitten, maar wonder boven wonder houdt zij haar handen thuis.

Om half elf vertrekken we richting ’s Heerenberg. We nemen de weg via Stokkum. Tijdens de klim zit ik op mijn fiets te trillen als een riet. De moed zinkt me in de schoenen als ik aan de echte bergen denk die we nog zullen tegenkomen. Die gedachte maar zo gauw mogelijk uit mijn hoofd zetten: komt de conditie niet met de tijd, dan in ieder geval de raad.
In ’s Heerenberg kijken we nog wat rond en kopen krentenbollen en appelflappen.
Bij Gendringen eten we een ijsje en kort daarna passeren we de grens.
Het weer is goed, droog, licht bewolkt en een stevige wind in de rug.
Even voorbij de afslag naar Isselburg besluiten we een aangegeven fietsroute naar Haldern te volgen.Na verloop van tijd blijkt dit echter een toeristische rondrijroute te zijn, die ons terug naar Isselburg voert.
Haldern was de eerste etappeplaats in 1992. Ik wijs Tineke op het etablissement waar we ’s avonds een pilsje dronken, op de telefooncel waarin ik haar heb gebeld en op de winkel waar we een voorraadje bananen insloegen.
We volgen nu een eind de route van 1992. Een aantal opvallende beelden herken ik.
De beoogde slaapplaats is Hünxe, maar dat halen we niet. Ondanks alle ervaring blijft het moeilijk een uitgestippelde route exact te volgen. Zo wordt een uitgemeten route van 50 kilometer al gauw 55 à 60 kilometer lang.

Na onze eerste fietsdag overnachten we in Brünen, ongeveer 40 kilometer over de grens en 10 kilometer ten noorden van Hünxe. Voor 46 euro hebben we een eenvoudige kamer zonder t.v. en met douche en toilet op de gang.

Zondag 30 juni,  Brünen – Waltrop,  55 km
We rekenen af zonder bonnetje.Men heeft ook niet naar onze naam gevraagd.
Het weer is nog steeds redelijk: halfbewolkt en de wind in de rug bij een kleine 20 graden.
In Schermbeck is een grote braderie gaande. Het is er nu nog aardig druk.
Vanmiddag zal het wel uitgestorven zijn op de weg. Dan speelt Duitsland de WK-finale tegen Brazilië.
In Marl is de bewegwijzering naar een antiekmarkt onduidelijk. Bovendien is het de vraag of er – nu het middag is – nog wat te beleven valt. We rijden dus door over de verlaten wegen, terwijl uit sommige huizen en tuinen voetbalgehuil opklinkt.
Als we Oer Erkenschwick bereiken, moet de wedstrijd ongeveer afgelopen zijn en aan het getoeter te horen heeft Duitsland gewonnen. Rondscheurende auto’s met Duitse vlaggen uit raam of dak lijken dat te bevestigen. Ook langs de weg staan mensen met vlaggen te zwaaien. Ik roep: “Wat is het geworden? 1-0?”. Antwoord: “Nee, 2-0”. In de veronderstelling dat Duitsland wereldkampioen is geworden, roep ik:”Kunst! De Hollanders waren er niet bij!”.
Dat levert mij luid boegeroep op.

In Waltrop nemen we het eerste hotel dat we treffen, hotel Kranefoer. De gelagkamer is vol bierdrinkende luidruchtige jongeren. Onze kamer is gelukkig helemaal boven, zodat we niet zoveel last zullen hebben van het feestgedruis. Als ik in de achterzak van mijn fietsjack naar de kamersleutels grijp, heb ik de sleutels van kamer 2 in mijn hand. Maar wij hebben kamer 15. Het blijken de sleutels van onze kamer in het gasthof in Brünen te zijn! Zoals gezegd kreeg ik daar geen bonnetje, dus heb ik geen naam of adres om de sleutels terug te sturen. Dat komt ervan als je er zwartgeldpraktijken op na houdt!
Als we na een avondwandeling door het centrum van Waltrop in het hotel terugkomen, is de rust daar volledig weergekeerd. Dan zie ik op de t.v. in de hotelkamer Brazilië in de herhaling twee keer scoren. Er is dus toch nog gerechtigheid, zelfs in het voetbal.

Maandag 1 juli,  Waltrop – Soest,  67 km.
Toen we opstonden regende het en dat zou het vrijwel de hele dag blijven doen. Die regen had bijna fatale gevolgen, maar daarover later.
Eerst geld pinnen. Bij de Volksbank deden de pasjes het niet. Het hele personeel kwam er aan te pas, inclusief de chef. Ze waren allervriendelijkst, maar joegen Tineke toch de stuipen op het lijf door te zeggen, dat het geen europas was. Maar dezelfde giropas bleek het bij het naastgelegen postkantoor prima te doen.
Toen de stad uit zien te komen, in de regen, in de regenkleding en in de juiste richting.
Zoals we bij de Noordkaapreis al hadden ervaren, moeten in Duitsland fietsers in de stad vaak op het trottoir rijden. Soms, maar lang niet altijd, is er een minimale fietsstrook aangebracht. Bij zijwegen moet je stoepje af en stoepje op, heel onhandig met zware bepakking.
Zo ook in Waltrop. Ik had al gekozen voor de rijweg en toen Tineke ook de weg op stuurde, gleed haar achterwiel op de natte straatstenen weg. Ik voelde dat er iets niet goed ging en toen ik achterom keek zag ik Tineke roerloos op straat liggen …
Gelukkig bleek het vooral de schrik te zijn. De schade bleef beperkt tot wat blauwe plekken, een zeer hoofd en pijnlijke ribben. Maar het belangrijkste was wel, dat het cadeautje voor onze Praagse vrienden, een kop en schotel van Delfts Blauw, heel gebleven was.

De route voert nog door een dichtbevolkt gebied met veel verkeer. Samen met de regen en het opspattende water als passerende auto’s door de plassen rijden, maakt dat dit deel van de rit niet echt plezierig. Bovendien wordt het fietsers niet gemakkelijk gemaakt, doordat zij vaak van links naar rechts en van rechts naar links onaangekondigd de rijbaan over moeten steken.

Voorbij Kamen komen we in rustiger vaarwater. We proberen via landweggetjes om Werl heen te rijden, maar dat wil niet echt lukken, want steeds doemt het plaatsnaambord van Werl weer op. Toch weten we Bundesstraße 1 te verlaten bij Mewicke en plots herken ik de route van 10 jaar terug door de karakteristieke beelden van de smalle weg door kleine dorpen.

In Soest, een prachtige oude stad met veel vakwerkhuizen, kiezen we voor hotel Drei Kronen, gevestigd in een vakwerkgebouw uit de 15e eeuw. Met 55 euro was dit hotel aanmerkelijk goedkoper dan het eerste waar ik informeerde en een prijs van 95 euro te horen kreeg.

’s Avonds maakten we nog een wandeling door de stad en dronken daarna een drankje aan de bar van het hotel, niet bar gezellig.

Dinsdag 2 juli,  Soest – Brilon,  55 km.
’s Ochtends eerst nog even de stad in voor informatie over campings op onze route en een kaartje van Soest om vlot de stad uit te komen. Dat lukt prima. Via Neuen Geseke, Alten Geseke, Robringhausen, Melrich, Effeln en Rüthep rijden we vandaag naar Brilon.
Het landschap wordt nu steeds heuvelachtiger.

Het laatste deel van de route voert via een prachtig fietspad ons langs en later op het tracé van een oude spoorbaan. In Brilon komen we daardoor bij het station uit, dat alleen voor goederenvervoer dient. Op een stadsplattegrond zien we dat er in Brilon een jeugdherberg is. We besluiten die op te zoeken, ook omdat het al acht uur is en er pas over ruim 10 kilometer een camping is.
De weg naar de jeugdherberg lijkt dood te lopen op het ziekenhuisterrein, maar zet zich toch voort naar boven. De laatste paar honderd meter zijn zo steil, dat het zelfs lopend een hele inspanning is om de zwaar beladen fietsen omhoog te krijgen.
Bij de jeugdherberg aangekomen bepalen schoolkinderen de sfeer. De receptie is pas om negen uur weer bezet. We willen best wachten, als we zeker weten dat er dan ook plaats is. Dus zoeken we de woning van de beheerder op en bellen hem uit zijn stoel. Hij is niet boos en bevestigt, dat er plek voor ons is.

Vrijdag 5 juli,  Melsungen – Obersuhl,  67 km.
Vanaf Brilon zijn we woensdag naar Korbach gereden (39 km) en donderdag naar Melsungen (74 km). We bevinden ons nu in Obersuhl, dicht bij de grens met de voormalige DDR.
Het is al laat en we zoeken een overnachtingsmogelijkheid. We vinden een camping vol met schoolkinderen, maar volgens een dame die wij aanspreken, mogen wij er ook kamperen.
Eerst nog wat eten in het dorp. Dan terug naar de kampeerplaats. Als we de tent willen opzetten, maakt een man die kennelijk wat in de melk te brokkelen heeft, ons duidelijk dat wij niet welkom zijn. Mijn hulpeloze blik helpt niet.
Dus terug naar het restaurantje waar we gegeten hebben om te vragen naar een andere mogelijkheid.
Aan een tafeltje zitten drie oude mannen. Eén van de drie wijst naar de oudste en zegt: “Bij hem kan je je tent opzetten”.
Ik zeg: ”Prima, als meneer het zelf ook goed vindt”. Meneer zegt niets en wie zwijgt stemt toe.
De twee anderen fietsen voor ons uit naar een rommelig buitenverblijf, dat het midden houdt tussen een zomerhuisje en een volkstuin, maar toch… een klein paradijsje.
Boven de deur van een van de optrekjes staat een spreuk:

Wir lieben uns viel zu wenigin diesem kurzen Leben und dem langen Tod.

Als de twee fietsende ouderen zijn verdwenen, komt de eigenaar zelf met de auto. Als hij alles heeft laten zien en heeft uitgelegd, grijpt hij plotseling naar een boek. Op de titelpagina staat:

Die Geschichte einer Nachtjagdstaffel
Heinrich Hagelgans
Erinnerungen an den Weltkrieg 1939-1945

Zeer emotioneel werd onze Duitse gastheer, die 18 jaar was, toen hij in 1939 in dienst moest. Hij sloeg zijn armen om ons heen en begon te huilen. Hij is Heinrich Hagelgans, hij heeft dit boek geschreven, op verzoek van oude kameraden, die hij na het vallen van het IJzeren Gordijn weer kon ontmoeten. “Heeft u mensen moeten ombrengen”, vroegen wij. “Nee, nee, ik was technicus en behoorde bij het grondpersoneel, maar ik heb zoveel goede mensen ontmoet in Frankrijk, in België, overal. Maar ik moest ze als mijn vijanden beschouwen.”. Toen ik vertelde, dat ik uit Rotterdam kom, zei hij: “Oh, Rotterdam is ook zo verschrikkelijk gebombardeerd. En ik heb in Oldenburg de bommen onder de vliegtuigen moeten hangen. Ons werd niet verteld, waar ze voor bestemd waren”.
Hij leest ons een gedicht voor dat de Engelse oorlogsvlieger Sir Peter Hichcliff voordroeg op een gezamenlijke reünie in september 1998 en dat het voorwoord van zijn boek afsluit. Het is een citaat uit een elegisch werk dat de Engelse dichter R. L. Binyon tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft geschreven. Het heet “Voor de gevallenen”, maar het geeft in een paar woorden ook het probleem weer van gewetensvolle overlevenden, waarvan onze gastheer er één is.

Voor de gevallenen

Zij werden niet oud, zoals wij oud worden die overleefd hebben
De ouderdom zal hen niet vermoeien, noch zal de tijd hen veroordelen
Bij het ondergaan van de zon en in de vroege morgen
Wij zullen aan hen denken

De volgende ochtend lees ik nog wat in zijn boek en schrijf ik een afscheids- en bedankbriefje, dat ik bij zijn boek op tafel leg.

Maandag 8 juli, Königsee –Eliasbrunn, 60 km
Zaterdag voerde de route van Obersuhl naar Georgenthal (66 km), waar we overnachtten op de stadscamping. Zondag legden we 51 km af naar een hotelletje in Königsee. Maandagochtend bij het vertrek vroeg ik aan de waard wat de beste route richting Lobenstein was. Van daar wilden we naar Hof om vervolgens het grensgebergte met Tsjechië op het laagste punt te passeren. De waard raadde ons een landschappelijk aantrekkelijke route aan, die nog wat korter was ook en “ach, het is hier overal berg-op en berg-af….”
Tot vlak bij Saalfeld was het een prima route door het dal. De eerste 20 kilometer stonden dan ook vlotjes op de teller. Saalfeld ziet er net als de meeste oude steden in Thüringen (deel van de voormalige DDR) al heel netjes uit. Mooi ingerichte marktpleinen en autovrije winkel-straten. Veel historische gebouwen zijn al opgeknapt. Het verschil met West-Duitsland is hier lang zo groot niet meer als bij entree van Thüringen vanuit Hessen een paar dagen geleden.

Het verslag van deze dag schrijf ik om acht uur, zittend in een weilandje langs de weg. Tineke ligt bij te komen van een zware klim naar circa 600 meter hoogte. Voor vannacht hebben we nog geen slaapplaats. Veel pensions en “Gasthöfe” zijn op maandag gesloten. Waarschijnlijk moeten we tot Saalberg doorrijden, daar is een camping. Maar dat is nog wel 14 kilometer, die zeker niet alleen  berg-af zullen zijn.

Saalberg hebben we inderdaad niet gehaald. We zijn gestopt in Eliasbrunn en overnachtten daar in een eenvoudig pension. De waardin had nog één kamer vrij met een onderschuifbed, dat nog tevoorschijn moest worden gehaald.
De bagage mochten we naar boven brengen door de rommelige privé-vertrekken, waar manlief in z’n hemd aan een tafel met de resten van het avondeten zat.
Ook het ontbijt in Pension Albak de volgende ochtend is eenvoudig. Op ons verzoek komt er nog wat extra brood. Maar de prijs is er ook naar: 26 euro is niet duur.

Woensdag 10 juli,  Jochhöh – Aš,  51 km
Dinsdag zijn we van Eliasbrunn naar Joochhöh gereden (35 km).
De volgende ochtend verliep het vertrek vanuit de oude pleisterplaats, die Jochhöh is, voorspoedig.
In de gevel van het huis tegenover de uitspanning waar we overnachtten was een steen gemetseld. Deze gevelsteen herinnerde aan de grondlegger van de “kindergarten”, Friedrich Fröbel, die enige jaren in dit huis heeft gewoond. De herkomst van de woorden “fröbel-school” en “fröbelen” is hiermee  verklaard. Ook is ons nu duidelijk hoe het komt dat het woord ”kindergarten” internationaal gebezigd wordt.

In Hof pakken we de fietsroute langs de rivier de Saale op .We zien daardoor vrijwel niets van de gebouwde stad, maar des te meer van de groen-blauwe slinger die de drager van de stad Hof vormt.
Aan de rand van de stad gekomen, brachten de richtingbordjes ons in verwarring en raakten we de weg kwijt. Het zou niet de enige keer blijven vandaag, dat we een onvoorziene route moesten nemen. Een opgebroken weg dwong ons lopend onze zware fietsen een berg op te zeulen. Bovenop was er de beloning van het uitzicht: links het Ertsgebergte en rechts het Fichtelgebergte en daartussen is het wat lager. Onze route voert door dat laagste punt, waar   ’s winters vaak een ijskoude wind door waait.
Dat het er ook ’s zomers flink kan spoken, ervaren we later, als we voor een windhoos moeten schuilen in een bushokje. Voor ons ligt een uitgestrekt bos, een niemandsland kenmerkend voor de omgeving van het vroegere IJzeren Gordijn. Achter ons ligt Rehau, de Noord-Beierse stad waarnaar we terug kunnen als het noodweer aanhoudt. Maar we willen het liefst vandaag nog met de fiets de grens over, want we zijn al achter geraakt op het schema.



Gelukkig gaat de storm liggen en Aš is niet ver meer. Nog een rechte weg door het bos en dan is er de grens, maar….geen grensovergang. Opnieuw omrijden en vertraging.
In hotel Lev in de stad Aš zitten we ons te verrekenen aan de Tsjechische kroon: 600 kronen voor een kamer is inderdaad 20 euro en voor een mixed-grill betaal je 109 kronen, dat is dus echt niet meer dan 4 euro.
Omdat alles voor de eurolanden, dus ook voor de Duitsers, zo goedkoop is, wordt de troosteloze entree van de stad gekenmerkt door een dubieuze mengeling van horeca, nachtclubs en sekstoerisme, veelal gehuisvest in verveloze oude panden.
Wij zijn uiteindelijk toch beland in een fatsoenlijk hotel, na weer een dag vol onvoorziene gebeurtenissen.

Donderdag 11 juli,  Aš - Františkovy Lázne - trein – Praag,  35 km.
Het ontbijt moet apart worden besteld en betaald is dezelfde kouwe kikker van gisteravond en moet door Tineke worden ontdooit met een complimentje over haar haardracht. Dat is kenmerkend voor de Tsjechen de eerste dagen. De gast moet de gastheer of -vrouw op zijn of haar gemak stellen in plaats van andersom. Ze helpen je uiteindelijk wel, maar ze stralen geen enkele dienstbaarheid of gastvrijheid uit. Dat is een groot verschil met Oost-Duitsland, waar je overal wordt aangesproken en vriendelijk wordt gevraagd of ze kunnen helpen als je op een hoek van de straat stilstaat.

Die ochtend zijn we in de regen en in een vloek en een zucht van Aš naar Františkovy Lázne   gefietst, voornamelijk berg-af. Toch moesten we door de regen en door het drukke verkeer zeer geconcentreerd rijden. In de afdalingen moet je bovendien letten op slechte plekken in het wegdek. Best gevaarlijk.
Het station in Františkovy Lázne ziet er zo armoedig uit dat je denkt: “Hoe lang is het geleden, dat hier de laatste trein vertrok?” Perrons zijn er niet, er groeit gras tussen de rails en er zit niemand achter het enige loket. Toch hangt er een papier aan de muur, dat veel weg heeft van een dienstregeling. Als er dan eindelijk een dame achter het loket verschijnt, blijkt mijn inschatting dat er uit Františkovy Lázne meer treinen vertrekken dan uit Aš, toch juist te zijn.
Er gaat zelfs een rechtstreekse trein naar Praag, over een half uur al, en – “natuurlijk meneer, hoe kunt u dat nu vragen” – de fietsen kunnen mee.
Voordat ik het besef, heeft Tineke kaartjes gekocht tot het Centraal Station van Praag. Dat was eigenlijk mijn bedoeling niet, want nu zijn we zelfs een dag te vroeg in Praag. Tineke vindt dat geen probleem: liever veilig en te vroeg, dan link en te laat.

De trein heeft vier man politie aan boord met allerlei indrukwekkende dingen aan hun broekriem. Als de trein een tunnel in rijdt, wordt duidelijk dat dit geen overbodige luxe is: minutenlang is het pikdonker in de trein….
De medepassagiers in de trein lopen niet over van gezelligheid en vrolijkheid. Tegenover Tineke zit een man irritant breed uit, alsof de hele trein van hem is. Tineke en ik wisselen een glimlach van verstandhouding over de lusteloze atmosfeer in de trein. Ik moet denken aan een opmerking vanuit het eerste reisgezelschap dat uit Hoštalková naar Lekkerkerk kwam: “Jullie Nederlanders lachen altijd.” Ja, als je landgenoten altijd chagrijnig kijken, valt elk glimlachje op.
Ik denk dat dit soort schijnbare bijzaken van groot belang is voor het verdere herstel van dit land, ook in Europees verband. Oost-Duitsland heeft wat dat betreft niet alleen zijn rijke broer mee, maar ook zijn mentaliteit.

In Praag is nauwelijks te fietsen Een sportieve jongeman op een mountainbike schiet ons te hulp en jaagt ons eerst de heuvels op naar een camping die dicht is, maar beneden langs een Praagse invalsweg vinden we een camping waar we wel terecht kunnen.



Vrijdag 12, zaterdag 13 en zondag 14 juli,  een weekend in Praag bij Hana en haar gezin.
We hebben vanochtend de gelegenheid genomen om uit te slapen. Om half één vertrokken we met de bedoeling om in Velké Prilapy de oorspronkelijk geplande route op te pakken in de richting van de veerpont over de Vltava (de Moldau) bij Roztoky.
De weg voerde ons langs een MacDonald, waar we gelet op het karige ontbijt niet aan voorbij konden gaan, langs een nabijgelegen supermarkt en langs een kraampje, waar Tineke sokken en een onderbroek kocht en een Nederlands dubbeltje terugkreeg.
In een woonwijk verzeilt geraakt, keken we weer eens op de kaart en werden we in het Engels (of beter gezegd in het Amerikaans) aangesproken door een sportieve fietser van middelbare leeftijd. Een stuk, volgens Tineke. Net als de Tsjechische jongeman van gisteren (ook een stuk, volgens Tineke) ging hij ons voor. Hij leidde ons via een aantrekkelijke route rechtstreeks in de richting van de pont.
De Amerikaan bleek nog maar een jaar in Praag te wonen, maar hij knde de weg en de bijzonderheden die we tegenkwamen heel goed. Hij was zijn vrouw gevolgd die al in Praag werkte. Hijzelf is een wetenschappelijk onderzoeker, die op elke plaats ter wereld kan werken, als hij maar een computer heeft die met zijn thuisbasis in Washington kan communiceren.
Al pratende blijkt dat hij de Nederlands taal aardig machtig is. Dat komt niet omdat hij Gerben DeJong heet, maar omdat zijn moeder Nederlandse is. Zij komt uit Thesinge, provincie Groningen. Zij trouwde met een Amerikaan die in de oorlog in Nederland was. Na de oorlog (in 1946) werd Gerben  geboren en twee jaar later vestigde het gezin zich in Amerika.
We hebben met Miroslav, Hana’s man, afgesproken om elkaar te ontmoeten aan de oevers van de Moldau. Na totaal 763 km fietsen vanaf Lekkerkerk (en een slordige 200 treinkilometers).komen we bij de kleine veerpont voor fietsers en voetgangers aan.



Miroslav staat al aan de overzijde te wachten Hij brengt ons, de bagage en de fietsen in één keer met zijn auto naar Hana en de kinderen. Het weerzien is heel hartelijk. De band die Hana’s moeder Olga en mijn vader hadden, geeft ons een gemeenschappelijk verleden, een hecht fundament voor onze vriendschap.

Zaterdag brachten we een bezoek aan Vysehrad, een historische plek van Praag waar nog niet zo veel toeristen komen.
We leren er van koning Prmysel en de legendes, dwalen door donkere kazematten en zien de in veiligheid gebrachte originele beelden van de Karelsbrug.

Zondag gaan we naar Terezín, een vestingstad gesticht door keizerin Maria Theresia. Bij ons beter bekend als Theresiënstadt. Het was het doorgangskamp voor vooral Tsjechische Joden, voordat zij naar de vernietigingskampen werden gevoerd. Olga’s jongere broer en haar vader kwamen al in Theresiënstadt om. Olga, haar moeder en haar grootmoeder werden, na een jaar Terezín, in december 1943 naar Auschwitz gebracht. Daar werden de jonge vrouwen van de oude gescheiden. Olga’s moeder was 46 jaar; ook zij werd als “oude” vrouw rechtstreeks naar de gaskamer geleid. Olga werd van Auschwitz naar Hamburg gebracht.
In de prachtige tentoonstellingsruimte staan sinds een jaar de namen van alle kinderen die hier het leven hebben gelaten op een muur. Voor Hana was het een emotioneel moment, toen zij de naam van de broer van haar moeder las: Jiri Minich. Hij was pas 14 jaar en moest met de mannen mee marcheren, tot hij van uitputting neerviel en werd doodgeschoten.
Op een grote landkaart van Europa is de weg te volgen, die Olga vanaf december 1942 moest gaan vanuit haar woonplaats Hradec Kralové, evenals de weg van mijn vader vanuit Rotter-dam; wegen, die beide voerden naar Hamburg, kamp Neugraben.
Een indrukwekkend bezoek was het, aan Terezín, dat niet vrolijk maakt, maar toch erg veel voldoening geeft. Het maakt het verhaal van Olga en mijn vader weer een  stukje completer.

Maandag 15 en dinsdag 16 juli, Praag – Tremošnice – Ždirec, 78 en 34 km.
Als de tocht naar Praag begint in Hamburg, dan begint de reis naar Hoštalková in Naarden. In Naarden ligt de bekende Tsjechische pedagoog en geleerde Comenius begraven. Naarden is voor vele Tsjechen dan ook een bedevaartsoord. Ook predikant Thomas Holecek uit Hoštalková bezocht de oude vestingstad en ontmoette daar dominee Herman Plantinga. De vriendschap tussen beide predikanten bleef bestaan, ook toen dominee Plantinga werd beroepen in Lekkerkerk. Op zijn initiatief werd het comité Lekkerkerkse Vrienden van Hoštalková opgericht. In 1988 vertrok er voor het eerst en bus met Lekkerkerkers op de banken en verboden hulpgoederen in de bagageruimte naar Hoštalková. Het zou het eerste en het laatste bezoek onder het communistische gesternte zijn.
Tineke en ik reisden in 1988 samen met de kinderen naar Hoštalková, in de groene Dyane. Een handvol wederzijdse bezoeken volgden en steeds logeerden wij bij Jan en Hana Hajda en hun dochter Hana. Vrienden dus, eigenlijk al vanaf de eerste avond, toen we bij elkaar waren.

In zes dagen zijn we van Praag naar Hoštalková gefietst. De weg voerde door afwisselende landschappen en historische steden, die er al veel beter uitzien dan in 1992. Overal worden nieuwe huizen gebouwd en oude huizen opgeknapt.
Maandag bracht Miroslav ons met de auto naar de oostgrens van de Praagse agglomeratie. Met droog weer fietsten we 78 kilometer naar Tremošnice. Daar vonden we een hotel, waar de volgende ochtend alles en iedereen nog rustig was. Voor het ontbijt moesten we naar de dichtstbijzijnde supermarkt. Dinsdag, de verjaardag van onze dochter Liesbeth, reden we bij regenachtig weer naar Ždirec (34 km). Het duurde tot de volgende ochtend voordat het droog zou worden.

Woensdag 17 juli, Ždirec - Policka, 44 km.
Na 10 kilometer fietsen door een heuvelachtig landschap, bereiken we Hlinsko, een stad die al aardig is opgeknapt. Gelukkig kunnen we hier geld pinnen en boodschappen doen. Ontbijten konden we ook in het hotel in Ždirec niet, sterker nog,we waren ’s ochtends de enige levende wezens in het pand. We moesten zelf afsluiten en de sleutel door de brievenbus gooien.

De route via Hlinsko is niet onomstreden. Tineke had liever via Zdar willen rijden, omdat die weg rechtstreekser is en langs meer grotere plaatsen voert. Mijn bezwaar was echter, dat die route geheel via hoofdwegen loopt. In combinatie met de forse hellingen is dat niet ongevaarlijk. Dus zwichtte Tineke en daardoor zitten we nu – het is inmiddels avond – in de tuin van een hotel in Policka koffie te drinken na een wandeling door deze historische stad.
Het weer is opgeklaard na de regenbuien van vanmiddag, toen het even voorbij Hlinsko begon te regenen, juist toen we een restaurant naderden. Eerst alleen wat gedronken, maar toen het bleef regenen ook goulashsoep met brood genuttigd.

De weg van Hlinsko naar Policka is goed te fietsen met uitzondering van een helling van 12%, die zelfs voorzien is van een kruipstrook.
Na deze inspanning sturen we een benzinestation binnen om te drinken en wat uit te rusten. De man achter de kassa spreekt zeer gebrekkig Duits, maar dat weerhoudt hem er niet van een gesprek met ons aan te knopen. Hij werkt van 6 uur ’s morgens tot 8 uur ’s avonds en reist daarvoor 2 x 200 kilometer per dag. Als we het goed begrepen hebben, valt hij in voor een vriend die op vakantie is. Dat moet dan wel een hele goede vriend zijn…

Donderdag 18 juli, Policka - Suchý, 65 km.
De rit van vandaag geeft aan dat we er gisteren toch goed aan hebben gedaan om de route via Policka te nemen. De klim uit het dal is pittig, maar we hoeven niet van de fiets af. Het is rustig op de weg, die door heuvelachtig landschap voert met bossen en korenvelden.
Na Jedlová verlaten we de hoofdweg en gaan we langs een klein beekje naar beneden. Eerst nog met de nieuwe of vernieuwde huizen van het dorp Hamry ter weerszijden van de weg. Als de bebouwing ophoudt, komen we in een diep dal met hoge, steile bergwanden. De weg volgt meestal de snel stromende beek naar beneden, maar gaat soms ook gemeen omhoog. Het schouwspel doet even aan Noorwegen denken. Alleen zijn hier de huizen van steen in plaats van hout.
In Prostrední Porící drinken we cola op het terras van een eenvoudige hostinec.
Vanaf de heuvels zien we het meer liggen, waar het beekje uit mondt en waarlangs ook de weg zal voeren.
In Letovice steken we de noord-zuid-route naar Brno over en gaan binnendoor naar Boskovice. Niet eenvoudig, berg-op en berg-af,  maar een mooie route, die de drukke hoofdwegen mijdt.
Ook in Boskovice is het centrum al behoorlijk opgeknapt. Een groot plein met de kerk aan de ene en het raadhuis met een bijzondere toren aan de andere, korte zijde. Bankjes onder oude bomen, waarvan er één opvalt door een prachtige volle symmetrische kroon. In Boskovice pakken we weg 150 op, die tien jaar geleden nog weg 18 was. Direct buiten de stad begint een lange steile helling, die we deels fietsen en deels lopen. Na de afdaling begint al gauw de tweede berg, van hetzelfde laken een pak. Zo snel als we vanochtend opschoten, zo langzaam gaat het nu.
In Zdarna leidt een zijweg links zowel naar een camping als naar een pension. We kiezen voor de laatste, gelet op de nog steeds zeer dreigende luchten. Het pension ligt in de bossen bij het dorp Suchý. Het blijkt een soort jeugdherberg te zijn, waar ook schoolkinderen zijn neergestreken. De voorzieningen zijn zeer eenvoudig tot primitief, maar gelet op de prijs (380 kronen) mogen we niet mopperen.

Vrijdag 19 en zaterdag 20 juli, Suchý – Prerov - Hoštalková, 72 en 39 km
Vanaf Prostejov rijden we over de hoogvlakte. We kiezen bewust voor een andere route dan in 1992. Vanaf de secundaire weg tussen Prostejov en Prerov kunnen we de grote kerk van Dub zien liggen, die ik tien jaar geleden bezocht.
Voorbij Prerov doemen in het oosten de hoge bergen al op, die grens van de hoogvlakte vormen. Daar ergens in de bergen moet Hoštalková liggen.
Na Bystrice begint de weg eerst langzaam en spoedig daarna fors te stijgen. Het lukt ons de hele beklimming (20 km, maximum hellingspercentage 12%) te fietsen, zij het wat minder snel dan in 1992. Steeds denk je: “Nu zijn we bij de driesprong waar we linksaf moeten”, maar steeds gaat de weg nog verder naar boven.
Dan eindelijk de afdaling. Altijd weer fantastisch om naar beneden te suizen. En natuurlijk weer stoppen bij het plaatsnaambord Hoštalková, waaronder ik Tineke op de foto zet.
Dan gauw naar onze vrienden Hana en Jan en hun dochter Hana.
De ontvangst is als vanouds. Het is alsof we nooit zijn weggeweest…

Peter de Knegt, 2002

 


terug | home
Meer reisverhaal tsjechie...
Hebben we je geinspireerd? Deel dit met je vrienden.


Vind Tsjechie.nl leuk op Facebook


Tsjecho Reizen - dé wintersport of vakantie Tsjechië, Praag en Slowakije specialist!




reageer Reageer  stuur door Stuur door  print Print pagina

klerkx jean
Wednesday, 04 June 2008 (13:44:59)
beste,
we willen in 2009 met de racefiets vanuit belgie(maaseik) naar tsjechie (horni cerekev) fietsen graag had ik van jullie vernomen hoe de wegen zijn daar we geen grindpaden en slecht wegdek kunnen nemen,we willen in juli 2009 vertrekken wat kun je ons aanraden van kaarten of dergelijke.
alle info is welkom.
m.v.g. klerkx jean
specialisten Tsjechie
tsjecho reizen - tsjechie  
Tsjecho Reizen
Reisorganisatie
info | website
tel nr (klik)
interbohemia - tsjechie  
InterBohemia
Vakantiehuizen
info | website
tel nr (klik)
bohemia travel - tsjechie  
Bohemia Travel
Reisorganisatie
info | website
tel nr (klik)
happy home - tsjechie  
Happy Home
Vakantiehuizen
info | website
tel nr (klik)

Valuta omrekenen

EUR

CZK

voorwaarden - copyright - privacy statement - disclaimer - cookies - contact - sitemap



© Tsjechie.nl