Tsjechie.nl : d� Vakantie & Informatie site over Tsjechie
Alle bestemmingen Tsjechie
nieuwsbrief Australie
navigate by map Tsjechie
tips Tsjechie
win Tsjechie

Tsjechie.nl tsjechie.nl  reisverhaal tsjechie  praag, de gouden mijl 1 

Tsjechie.nl - Praag, de Gouden Mijl: een stadswandeling Deel 1

Meer reisverhaal tsjechie...

Ingezonden door Luit van Hunenstein

Onze wandeling De Gouden Mijl begint aan de  oostzijde van de Praagse Burcht -Hrad genoemd- bij metrostation Malostranská. Dit is één van de haltes van de metro van Praag die zo harmonieus opgaan in het straatbeeld, dat ze haast niet opvallen.

Bij deze halte stoppen ook de stadsbussen en de trams. Met andere woorden: je bent hier niet alleen. Er leidt een luie trap, de oude slottrap, van 98 treden naar de Burcht, maar je vraagt je af hoeveel aandacht mensen kunnen hebben voor het complex zelf, als het uitzicht links zo adembenemend is.

Hier is al duidelijk te zien dat Praag vooral een 'verticale' stad is: oude torens, spitsen, ronde en uivormige koepels met als afwisseling wat moderne hoogbouw. Op de trap zelf is er om de paar meter een divers aanbod van allerlei typisch Tsjechische en Praagse souvenirs: glaswerk, houtsnijwerk en bont.

Dat de Hrad zo’n massief complex is, valt eigenlijk helemaal niet zo op omdat de muren van de trap en de Burcht zelf okerkleurig zijn. Dit geeft een lichtvoetig effect.

Om in de Burcht te komen moeten we eerst de twee wachters passeren. Hun uniform was tot 1990 saai te noemen. President Václav Havel heeft zich persoonlijk beziggehouden met het verfraaien hiervan. Ze hebben nu dus een nieuw jasje maar hun geweren zijn van hout gebleven - met bajonet. Op de foto met hen dat mag, maar ze accepteren niet dat ze als speelgoed worden behandeld.

Zoals de Burcht nu is, is hij niet altijd geweest. In de negende eeuw was hier al een bolwerk. Deels van hout met een aarden wal. In de eeuwen daarna is de Burcht geworden tot wat hij nu is: een ommuurd complex van paleizen, kerken, klooster, kapellen, pleinen en torens. Na de wachters gaan we de poort door, en gelijk rechts het nauwe gangetje in en het even smalle trapje op. Op het platform valt een koperen kunstwerk uit 1994 van Jaroslav Róna op: Parable with skull.  Het kost niet veel moeite om hier de ongemakkelijke associaties geknechtheid en onvrijheid bij te krijgen.

Na het kunstwerk is een trapje links, dat gaan we af. Het binnenhof waar we nu op staan wordt begrensd door de romaanse Zwarte Toren, waar nu een café in gevestigd is, en vroeger een gevangenis. Rechts staat het Burggravenpaleis dat nu een speelgoedmuseum is. Toepasselijke behuizing, want het gebouw lijkt inderdaad wel opgebouwd uit een blokkendoos. Hier resideerde vroeger de burggraaf van het land, deze was na de koning de hoogste autoriteit. We verlaten het binnenhof via de hoofduitgang en gaan naar rechts. De muur waar we langs lopen behoort toe aan het niet voor publiek toegankelijke Lobkowitzpaleis. De naam van deze invloedrijke adellijke familie komen we verder op deze wandeling nog twee keer tegen.

Dan, rechtsaf het Gouden Straatje in, oftewel Zlatá ulicka. Dit voorvoegsel zlatá, dat goud betekent, zullen we nog vaak tegenkomen in Praag, gouden dit, gouden dat. Dit vanwege het verguldsel dat te zien is op de versieringen van de paleizen, huizen en kerktorens. Eén blik echter in dit steegje, smalste punt 1.80 meter, en de kleine huisjes en het is duidelijk dat hier vroeger niet de rijken woonden. Deze huisjes zijn in de 16de eeuw tegen de vestingmuur gebouwd en het verhaal gaat dat hier alchemisten probeerden goud te maken. Daaraan ontleent het straatje zijn naam. Een illustere bewoner van dit straatje was de schrijver Franz Kafka.  Hij heeft kort gewoond op nummer 22, zijn oeuvre ligt meertalig in de etalage.

Kafka is de beroemdste schrijver van Tsjechië, maar hij schreef in het Duits. En in een huisje dat nu niet meer bestaat heeft de dichter en Nobelprijswinnaar Jaroslav Seifert gewoond. Zijn portret kom je, in tegenstelling tot dat van Kafka, niet overal in Praag tegen op T-shirts, muismatjes, koffiekopjes en wat niet al. Nu glimt er een fraaie bestrating waar vroeger armoedig de modder lag. Let trouwens op het vakwerk van huisje nummer 20 en op de dakkapel van nummer 19: net of de eigenaar geen beslissing kon nemen of hij nu een kerktoren of een duiventil op z’n dak wou zetten. Als het erg druk is in het straatje, is het wel prettig te weten dat het ook een achteruitgang heeft: je komt dan weer bij de Zwarte Toren uit.

Wij gaan dezelfde weg weer terug en gaan rechtsaf dieper de Burcht in. Rechts staat in warme kleuren de Sint Joris Basiliek met daaraan vast het St. Jorisklooster. De St. Joris is een van oorsprong romaanse kerk, 10de eeuw, dus een van de oudste gebouwen van de Burcht. Het is een mooie kerk om te zien vanwege de warme, haast on-Europese kleuren gecombineerd met de witte torens. Helemaal bijzonder omdat de uitvoering erg sober is gehouden. De invloed van de latere barokvernieuwingen is beperkt gebleven.

De St. Joris is een kerk die letterlijk in de schaduw staat van wat het hoogtepunt is van de Burcht: de Sint Vituskathedraal. De grootste en hoogste kerk van Praag. We naderen hem van de achterzijde en dat is ook de beste manier voor een kennismaking.  Zo komt hij goed uit. Karel IV gaf in de 14de eeuw opdracht tot de bouw van deze gotische kathedraal. De hofarchitect heette Peter Parler. Hij is ook de maker van twee andere imposante bouwwerken die we later tegen komen, namelijk de Karelsbrug en de Týnkerk. Peter Parler’s werk werd overgenomen door andere architecten. Er is tot 1929 gewerkt aan de voltooiing van de St. Vitus. Feitelijk werd er in het jaar 926 al de basis voor deze kerk gelegd, zodat we met recht kunnen spreken van een Millennium Dôme.

Er zijn verschillende stijlinvloeden waar te nemen: gotiek, renaissance en barok. Toch is het eindresultaat zeer harmonieus geworden. De invloed van de barok is klein gebleven: één toren met versiering. Wat opvalt aan de buitenkant zijn de horizontale steunberen hoog op het gebouw die de kapellen, het koor en het middenschip bij elkaar moeten houden. Een noviteit destijds. Net zo revolutionair als bijvoorbeeld het Centre Pompidou in Parijs waar verwarmingsbuizen, trappen en waterleiding aan de buitenzijde van het gebouw gemonteerd werden. Dat moet je als architect ook maar weten te verkopen. Helemaal als de klant koning is, doorgaans toch niet de meest vernieuwende mensen.

Verder valt de enorme hoeveelheid versieringen op in de vorm van beeldhouwwerken op 30 meter hoogte. Het mozaïek boven een van de toegangspoorten beeldt het laatste oordeel uit. Aardig om te zien is dat er behalve Jezus en Johannes de Doper ook enkele Boheemse heiligen op afgebeeld zijn.

Ook hier is weer veel ‘zlatá’ in verwerkt. In de kerk maken de haast eindeloos repeterende bogen van het dakgewelf, en de imponerende afmetingen van het middenschip - zo lang, zo hoog, zo sierlijk - elke bezoeker klein. Een invloed van de 20ste eeuw zien we in de gebrandschilderde en in de glas-in-lood ramen links. Glas in lood in een modern jasje. Eén ervan is gemaakt door de Tsjechische Jugendstilkunstenaar Alfons Mucha.

Rechtsachter in de kerk bevindt zich in een afgeschermde ruimte de kapel van de heilige koning Wenceslas, in Tsjechië Václav genoemd. Zijn tombe staat in het midden omringd door prachtig 14de eeuws mozaïek ingelegd met edelstenen, en 16de eeuwse schilderingen. Het achterste gedeelte van de kerk is niet gratis te bekijken. Te zien zijn daar onder andere, het St. Vitusaltaar, de relikwieënkapel en het hoofdaltaar. Min of meer als handtekening hangt er in de kerk ook de buste van Peter Parler zelf.

Het grote gebouw dat het burchthof lijkt te omarmen is het Koninklijk Paleis. Een mooi en symmetrisch gebouw  dat helaas de pech heeft een veel interessantere overbuur te hebben. Dit paleis echter, was in 1618 wel het toneel van de beroemde ‘2de Praagse Defenestratie’. Wat is nou weer een defenestratie? Simpel gezegd: het uit het raam gooien van een persoon, en hopen dat hij de landing niet overleeft. En daar mee een daad stellen. Het Franse woord fenêtre, raam, zit er een beetje in. Hier betrof het twee koninklijk gezinde ambtenaren die door protestanten beentje werden gelicht. De éne bron beweert dat de twee defenestranten het hebben overleefd omdat ze op een mestvaalt landden, de andere zegt dat ze enkel een nat pak haalden in de slotgracht. Hoe dan ook, deze lugubere, plaatsgebonden wijze van afrekenen met politieke tegenstanders, had bij de 1ste Praagse Defenestratie een bloediger afloop omdat het slachtoffer toen landde op de lansen van de menigte beneden.

Wij verlaten het plein door een van de poorten en belanden op de 2de burchthof. Links op dit pleintje staat de Kapel van het Heilige Kruis met daarop de beelden van St. Paulus en St. Petrus. De gebouwen op dit plein zijn in dezelfde stijl gebouwd als het Koninklijk Paleis. We zouden het haast vergeten: de Burcht wordt ook nog steeds gebruikt als ambstzetel van de president. De gebouwen hier zijn de officiële regeringsgebouwen. Wel een verschil met ons Binnenhof en het torentje in Den Haag. Dit hof leidt rechts nog naar een caféterras met uitzicht op de tuin van de Burcht en de rijschool, de paardenrijschool.

Terug naar het 2de burchthof  en via de andere onderdoorgang naar het 1ste burchthof, waarna we de Burcht weer verlaten via de wachters en komen op het door paleizen omgeven Burchtplein. Kijk nog even achterom: dan zie je de 'strijdende giganten'  met knots en dolk boven de wachters.  Deze - de wachters - worden iedere dag om 12.00 uur met veel ceremonieel vertoon afgelost. De strakke choreografie en het bijbehorende trompetgeschal, zorgen er voor dat dit een attractie op zich is.

Het eerste dat opvalt op het plein is de aandacht die er gegeven is aan de straatverlichting. Niet zomaar een lantarenpaal, maar een zuil met lantarens gedragen door vier dames. Dit plein moest ook grandeur hebben omdat de adel graag hun paleizen bouwde in de buurt van de Burcht, in de buurt van de macht. Vandaar dat op de Kleine Zijde elk tweede huis zo’n beetje de titel ‘paleis’ draagt. Nou ging men in Praag nogal royaal om met de benaming paleis, elk groot versierd herenhuis met zlatá: paleis. Hier rondom het Burchtplein staan er al vijf, het Sternbergpaleis niet meegerekend, want dat staat net op de tweede rang. Maar het herbergt wel de Nationale Galerie met een omvangrijke grafiekcollectie. Het kost dan soms ook wel wat moeite om bij elk paleis paf te staan. De meeste paleizen in Praag hebben hun oude functie verloren en doen nu dienst als museum, archiefopslag, ambassade of concertzaal.

Het witte gebouw rechts is het Aartsbisschoppelijk paleis. Er is nogal wat aan dit paleis gesleuteld. Gebouwd in de renaissance, verbouwd in de barok en het pronkt sinds 1765 met een rococovoorzijde.

Links zien we het paleis Salm. De Salmpjes zijn niet thuis zo te zien. Daarnaast staat het Schwarzenbergpaleis. Geen barok dit keer maar renaissance. Prachtige voorkant. Hier moeten we even een nieuw begrip verklaren: sgraffito. Het is een techniek die te vergelijken is met etsen. De kunstenaars graveerden, krasten, hierbij een gedeelte van de bovenste kalklaag weg zodat de andere kleuren steen zichtbaar werden. In dit geval zwart. Hier is het vooral gebruikt voor het lijnenpatroon. Net of er diepte in zit, en dat is in feite ook zo, voel maar. We zullen het nog een paar keer tegen komen, maar dan is het afgebeelde figuratief.

In het plantsoentje in het midden van het plein staat een sokkel met daarop Maria. Deze Mariazuil is hier uit dankbaarheid geplaatst omdat de Burcht en Praag in de 18de eeuw grotendeels gespaard bleven voor de pest. De naam van de kunstenaar: Brokoff. Eén van de bekendste barokbeeldhouwers van Praag.

We lopen verder met de Burcht in de rug naar het Toscanapaleis. Werd eind 17de eeuw gebouwd, maar kreeg pas zijn huidige naam een eeuw later toen het eigendom werd van de Toscaanse adel. Dat het gebouw wat Italiaans oogt qua stijl, is dus een toevalligheid.

Wij gaan rechts de Kanovnická in. De muur die zo mooi versierd is met sgraffiti, is van het Martinizpaleis. Afgebeeld zijn enkele taferelen uit het Oude Testament. Dhr. Martiniz was in 1618 één van de gedefenestreerden.

De straat volgend zien we in de bocht het helder witte St. Johannes Nepomukkerkje. Johannes Nepomuk was plaatsvervanger van de bisschop, en was dus verbonden aan de hofkerk van Praag: de St. Vitus. Hij is in 1393 door koning Wenceslas IV opgeofferd in een conflict dat de koning met de kerk had. Nepomuk is aan handen en voeten vastgebonden en van de Karelsbrug in de rivier de Vltava geworpen, en verdronken. Zijn graftombe vind je in de St. Vitus. Een paar eeuwen daarna is hij van martelaar tot één van de bekendste heiligen geworden. Zijn beeld zullen we later nog zien op de bewuste brug zelf. Mooi kruis heeft de kerk trouwens.

We slaan nu linksaf, het aardige straatje Nový Svet in, de kunstenaarsbuurt, en weer links. Na de onderdoorgang ligt links het befaamde bedevaartsoord het Loretaheiligdom. Het Loreta is in feite een gebouw om een gebouwtje.  Om dat te zien moet je er wel in. De sierlijke, vriendelijk elegante barokke buitenkant is trouwens ook de moeite waard. De voorkant van het gebouw is ontworpen door de bekende architect Dientzenhofer, midden 18de eeuw.

Als je de trappen oploopt van het er tegenoverliggende Cernín heb je een goed overzicht. Oostwaarts vroeg zich af of deze combinatie met opzet zo is gemaakt: ‘t lichte Loreta tegenover het massieve en strenge Cernín. Ze versterken elkaar in hun kwaliteit. Het Loreta in, dat kost 80 Kc. Wat zie je daarvoor? Een kruisgang die zeer de moeite waard is.

De plafonds zijn met zorg - monnikenwerk - geschilderd. En elke heilige heeft achter glas z’n eigen kapel, z’n eigen prachtige kapel. Midden op de binnenplaats staat een soort replica van het huisje dat volgens de overlevering van Maria is geweest. Casa Santa. Een heilig huisje dus. Naar een Italiaans idee, die huisjes waren daar toen ook al erg populair. De naam van de financier staat in de kapel vermeld: Lobkowitz. Die invloedrijke naam zijn we eerder tegengekomen. De kapel heeft een rijk versierde buitenkant maar is binnen vrij sober gehouden.

De daaropvolgende Christus-Geboortekerk gaat weer gebukt onder veel goud. En krullen waar er maar gekruld kan worden. Dit zien we vaker in Praag: binnen- en buitenkant harmoniëren zelden. De trap leidt naar de schatkamer waar merkwaardig genoeg het plafond allereerst de meeste aandacht trekt. Het lijkt wel een verzameling lege golvende melkflessen. De schatten liggen hier veilig achter glas: zilveren wijnbokalen, relikwieën, mijters bezet met edelstenen, kroontjes, gouden en zilveren schalen en een monstrans bezet met duizenden diamantjes.

 Misschien is het er niet aan af te zien, maar wat hier ligt daarvan is de waarde onschatbaar. Voor de niet-katholieken: het vaatwerk dat gebruikt wordt om de hostie ter verering te tonen bij bijzondere gelegenheden, dat heet monstrans. Weer buiten zien we nog de beelden op het dak en bij de ingang: die met de aureolen, dat zijn de heiligen. De klokken van het carillon komen uit Amsterdam en zijn op het hele uur te horen.

In het Cernín is nu het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevestigd. De bouw van dit megalomane paleis - de voorzijde is 150 meter lang - begon eind 17de eeuw door graaf Czernin - met een ‘z’ in z’n naam - en is voortgezet door z’n kinderen en kleinkinderen. De bouw had nogal wat voeten in de aarde. Het bewonen er van ook: uiteindelijk bleek het toch niet zo geschikt te zijn daarvoor, hoe verwarm je de boel, hoe zit het met ‘t onderhoud. Z

Zo uitnodigend als het Loreta oogt, zo streng en gesloten oogt het Cernín. Eigenlijk wel merkwaardig omdat het gebouwd is door Italiaanse architecten. Als je van zuilen houdt is dit je paleis: 30 stuks. We gaan links om het paleis heen en lopen over het pleintje Pohorelec schuin met de ventweg rechts omhoog.

In de bocht is de toegangspoort tot het Strahovklooster. Het Strahovterrein ziet er uit als een soort campus voor de kloosterlingen, alles is aanwezig: kerk, brouwerij, bibliotheek, nóg een kerk en een schuur.  Gelijk links na de ingang staat er al het kleine kerkje St. Rochus dat eigenlijk iets te hoog is voor z’n grootte, die verhouding maakt ‘m erg rank. Het doet nu dienst als galerie. Interessanter wordt het in de tweede kerk, Nanebevzeti Panny Marie, oftewel de Maria Hemelvaartkerk.

Dat de kerk rijk barok versierd is, dat is in Praag eerder regel dan uitzondering. Het bijzondere zit ‘m hier in de vele plafondschilderingen die in een niet alledaags gedempt grijs/blauw zijn uitgevoerd. Het geeft een wat rokerig effect. Josef Kramolin heet de schilder. Het gebouw naast de kerk huisvest de bibliotheek, het hoogtepunt van het Strahov.  Of misschien moeten we zeggen: hoogtepunten. Want er is sprake van twee bibliotheken. Bij de ingang is er de mogelijkheid om een fotopermissie te kopen. Gebruik van statief is hier aan te bevelen, want er mag uiteraard niet geflitst worden.

In de ruimte voor de twee indrukwekkende leeszalen staat een aantal vitrines met daarin een curieus allegaartje. Hiervoor reis je niet af naar Praag, maar het is interessant om het toch ‘ns te bekijken. D’r is kennelijk ooit een monnik geweest die allerhande vogelnestjes verzamelde, met eitjes. Verder zijn er veel geprepareerde exotische, in ieder geval niet-Tsjechische, dieren. Krabben met een doorsnee van 70 centimeter, haaien, barracuda’s, schildpadden, roggen, insecten. Een beetje de sfeer van een rariteitenkabinet.

Heel leuk wordt het als je in een vitrine ineens een dier opmerkt waarvan je denkt: dit is een grapje, dat hebben ze ertussen gestopt om de bezoekers van de wijs te brengen, dat dier bestaat niet, is nep. Het is een Dodo. Een jonge Dodo, hij kijkt verschrikt, net een stripfiguurtje. Erg aardig is dat de collectie op kinderooghoogte is. En nu de boeken. Het is verfrissend om ook eens voor een rijk versierde ruimte te staan die geen kerk is.

De leeszalen zijn en blijven natuurlijk wél van het klooster. De eerste leeszaal heet de Filosofische zaal. Achttien rijen boeken boven elkaar, verdeeld over begane grond en galerij. En als je goed kijkt zie je dat men de boeken twee rijen dik op de plank heeft gezet. Deze bibliotheek is natuurlijk niet alleen imposant door de enorme hoeveelheid zeldzame boeken, incunabelen en handschriften, er zijn boekwinkels met meer bandjes in de kast. Maar ooit een boekwinkel gezien die zo met zorg is afgewerkt, waar de planken met goud zijn afgezet? Met zo’n frisse plafondschildering -van de hand van Franz Maulpertsch-? Met al dat bewerkte hout op de balustrade? Voor de boeken op de bovenste planken gebruikte men geen gewoon laddertje maar een kloeke trap op wielen, zeg maar gerust een meubelstuk.

In de gang lopen we langs rijen eeuwenoude boeken. Je zou haast zeggen: je kunt zien dat ze oud zijn, er zit schimmel op, maar bij nadere beschouwing blijkt dat die exemplaren met mos versierd zijn. De tweede leeszaal heet de Theologische Zaal.  De zaal is wat ouder en nederiger van formaat, de boekenkasten reiken niet tot de hemel. Hier trekt het weelderig versierde plafond de meeste aandacht. Barok stucwerk, dat is duidelijk. Door de boogconstructie lijkt het een keldergewelf. Op de gang ligt in een vitrine het pronkstuk van het Strahov: een evangelie uit de 9de eeuw. 

Het omslag is van hout, gekaft met fluweel en is bezet met juwelen en zilverwerk. Als we de bibliotheek verlaten houden we de kerk aan de rechterhand. Achter de kerk ligt nog een rustig hofje met een galerie. Het kloosterterrein verlaten we bij het panoramapunt.  Wij gaan rechtsaf, bij de kleine wijngaard. We volgen het pad, langs de perenboomgaarden, bij de splitsing rechts aanhouden tot aan de mediterrane trap. Die gaan we af.

Ga je de trap óp, dan kom je bij een groots bouwwerk genaamd de Hongermuur. Dit bouwwerk is onder Karel IV tot stand gekomen. Het was een werkproject voor de bevolking die toen grote armoede leed. Ook was het natuurlijk een goed verdedigingsobject. Een ander bijkomstig effect was dat de Hongermuur goed hielp tegen de erosie: het gedeelte van de stad waar de adel woonde dreigde af te kalven.

Deze muur die zich slingert over de Petrínheuvel (haast tot aan de rivier) heeft er dus aan bijgedragen dat dit glooiende parkachtige bos met boomgaarden nog steeds een grote attractie is voor veel Pragenaars.  Nog een zijsprongetje: de toren die boven de bomen uitsteekt. Het kan zijn dat u steeds dacht: "die ken ik ergens van, doet me ergens aan denken". Dat kan kloppen. Deze constructie van staal staat hier sinds 1891, heet Rozhledna en is geïnspireerd op de Eiffeltoren, meer de vrouwelijke variant daarvan.

De trap af gaat over in de Vlašska, die heeft de allure van een klein landweggetje. De Vlašska komt uit op een klein pleintje waaraan rechts het erg fraaie Lobkowitzpaleis ligt. De Duitse ambassade is er nu in gevestigd en het paleis is dus niet toegankelijk voor het publiek. Dat is jammer want de achterzijde, met fraaie tuin, is de mooiste kant van dit gebouw. Door de poort is het mogelijk om een glimp te zien van deze vroegbarokke rijkdom.

Langs de Vlašska staan verder allerlei patriciërshuizen in frisse pastelkleuren. Het is ook een ambassadestraatje. Waar je de uniformen op straat ziet, ben je bij de ambassades van de Verenigde Staten en die van Ierland. Tegenover de Ierse vlag bevindt zich links een onderdoorgang, bij het gebouw van de Akademie Muzickych Umeni. Daar gaan we in en komen dan op het befaamde Malostranská Námesti: het Kleine Zijdeplein. Tot de 17de eeuw was dit plein het centrum voor de handelaars en marktkooplieden van de Kleine Zijde. Hun winkels en werkplaatsen waren rondom dit plein gevestigd.

Daarna was het the place to be voor de adel die er hun paleizen bouwde. De adel vertrok twee eeuwen later weer, het plein latend aan de burgerij, met behoud van de mooie barokke en renaissance gebouwen. Het plein kreeg zo z’n levendigheid weer terug. Voordat echter die grote bezienswaardigheden onze aandacht eisen, eerst wat kleins.  Precies na de onderdoorgang staat een rij groene gietijzeren paaltjes. Ze hebben geen functie, niet voor de brandweer, niet voor de parkeerwachters. Ze vormen een sculptuur van Karel Nepras en ze hebben wel wat weg van soldaatjes.

Het Kleine Zijdeplein wordt gedomineerd door de St. Nicolaaskerk in het midden. Het gebouw dat links aan de kerk vastzit, was het Jezuïetencollege. Het bekijken van de kapel naast de ingang is gratis maar de St. Nicolaaskerk zelf is een van de weinige kerken in Praag waarvoor entree betaald moet worden. Maar dan zie je ook wat.

Het interieur van de kerk uit begin 18de eeuw vormt een van de hoogtepunten van de Praagse hoogbarok. Eén van de hoogtepunten van de Europese barok zelfs. Het is oogverblindend, noem het en het is er: in goud welteverstaan. En wat niet van goud is, is van marmer of ander duur en duurzaam materiaal. Bovenaan beginnen maar? Het gigantisch grote fresco op het plafond heeft als thema natuurlijk St. Nicolaas en er is door Johannes Kracker zo’n 8 jaar aan gewerkt. Acht jaar lijkt lang maar niet als je weet dat de oppervlakte zo’n 1500 vierkante meter is. Vanaf de bovenverdieping heb je er een mooi zicht op.

Een paar schilderingen bij het altaar zijn gemaakt door Josef Kramolin, bekend van het Strahovklooster. In het midden vallen de vier heiligenbeelden op, en centraal bij het hoofdaltaar staat de vergulde St. Nicolaas zelf. Het orgel is ook de moeite waard om te zien: het goud lijkt er haast af te stromen, en het is helemaal be-engeld. Naast deze overdaad aan versieringen valt het op dat de beschildering op het glas-in-lood ontbreekt. Dat deed men niet in de barok. Buiten vallen de hoge groene koepel en bijbehorende toren op, zij vormden in 1765 het sluitstuk van de bouw. De kerk is gebouwd door vader en zoon Dientzenhofer.

Het half schoongemaakte gedenkbeeld dat voor de kerk staat heet De Drievuldigheidszuil. Een soortgelijk beeld troffen we eerder aan op het Burchtplein: geplaatst als dank dat de pestepidemie voorbij ging.

De gevels van de huizen aan het Kleine Zijdeplein, zijn allemaal de moeite van het bekijken waard. We lichten er een paar uit. Het huis met die fraai bewerkte dakrand in de linkerhoek van het plein, dat is het voormalig Jezuïetengymnasium. Het bestaat in feite uit meerdere panden, er is een gezamenlijke gevel voor geplaatst. Het huis -paleis Smirický- op de hoek na de zijstraat valt op door z’n elegante torentjes in geel groene kleuren. Daar weer naast staan twee huizen waarvan het eerste paleis Sternberg heet. Dat is verwarrend want de Sternbergjes hebben een gelijknamig paleis naast het Burchtplein.

Het hoekhuis dat er aan vast zit heet Huis Velikovsky. Beiden zijn geschilderd in fraaie kleuren en hebben rustige barokinvloeden. Voor de fotografen wordt de moeilijkheidsgraad nu wat opgevoerd: probeer de  zonnewijzer van het Sternbergpaleis ‘ns te fotograferen zonder dat de bovenleiding van de tram in beeld komt. Het plein heeft overdekte galerijen voorzien van terrasjes. Een mooi punt om even een rondje rond de kerk te lopen met het hoofd omhoog.

Voor degenen die vinden dat ze nóg wel een paleis kunnen hebben, is er nog het Wallensteinpaleis. Het bevindt zich alleen niet aan dit plein maar er net achter. Het paleis is in 1630 gebouwd op een stuk grond waar zo’n 25 huizen stonden. Die moesten uiteraard wijken. Zo maak je vrienden onder de burgerij. Het paleis is ontworpen door Italiaanse architecten en is vooral groot. Interessanter is de tuin van het Wallenstein. Die bereik je via de straat Letenská. In de elegante tuin zijn de beelden te zien van de Nederlandse beeldhouwer Adriaen de Vries. Onlangs is hij weer herontdekt en vergeleken met Michelangelo. Het zijn niet de originele beelden die daar staan, maar afgietsels.

We verlaten het plein via de straat die Mostecká heet en naar de most leidt. De Karelsbrug heeft aan beide kanten bruggentorens. We gaan onder de poort door, maar voordat we de drukke brug opgaan is er nog het relatief rustige Kampa eiland. Om daar te komen moet je na de poort links het trapje af.  De brug is nu boven ons hoofd. Het 1ste gewelf loopt dood, het 2de gewelf loopt over de Duivelsbeek die Malá Strana van Kampa scheidt en heeft uitzicht op het waterrad. Het 3de gewelf, daar gaan we onderdoor. Dit pleintje heet Na Kampe en heeft een aardig ritme van boompje bankje boompje bankje.

Trouwens, let ‘ns op de slangenkop en slangenstaart die elk bankje sieren. Op het plein is rechts een naamloos steegje dat voert naar het waterrad. En dan is er nog iets op dit schiereiland, of eigenlijk net er buiten. Daarvoor moeten we even het bruggetje naast het rad over. Daar rechts is er een graffitimuur. Niks bijzonders, totdat het thema van de muur opvalt: John Lennon. John Lennon was meer dan in het Westen een symbool voor de Praagse jeugd. Hij stond hier voor vrijheid, vrede en verandering. Hij werd hier tot icoon, zeg maar heilig. Onder z’n portret liggen bloemen en kaarsstompjes.

 De vele boodschappen aan John en aan degene die het lezen wil, zijn in een aandoenlijk Engels gesteld. Wat verder opvalt is dat het merendeel van de teksten en afbeeldingen gekwast is, geschilderd is. Spuitbussen, daar deed men niet aan. Kampa biedt verder een parkachtige atmosfeer aan de rivier. Voor wie even rust wil, slenter gerust een rondje. Onze terugweg gaat langs de Duivelsbeek naar de trappen die links en rechts weer de Karelsbrug [30] op gaan.

Als je op de brug staat kun je zeggen: ik heb Praag gezien.  Op die uitspraak valt natuurlijk wel wat af te dingen, maar toch. Hier sta je boven de Vltava, hoort het geruis daarvan door het dammetje verderop. Je ziet de vlucht van torens van de Oude Stad, achter je verheft de Burcht zich en heen en weer lopen dagelijks duizenden toeristen. Op de plek waar in de vroege middeleeuwen al een gammele oeververbinding was, begon Karel IV in 1357 met de bouw van deze Karelsbrug. 

De brug is 520 meter lang, 10 meter breed en werd pas in 1414 voltooid. De beeldengroepen, 15 links en 15 rechts, precies boven de pijlers van de brug, zijn er pas in de tijd van de barok op geplaatst, zeg begin 18de eeuw. Omdat de beeldengroepen van vergankelijk zandsteen waren gemaakt, zijn er in de loop der eeuwen ettelijke vervangen door kopieën. Te zien zijn enkele heiligen, wat Bijbelse figuren, koningen en, als enige met een bronzen beeld: Johannes Nepomuk, die kennen we inmiddels. 

Zijn beeld staat halverwege de brug links, naar een model van de beeldhouwer Brokoff. Het aantal beelden en de kleuren kloppen natuurlijk niet helemaal, maar al opkijkend tegen de beelden kan het zijn dat de wandelaar het idee krijgt te figuren als pion in een groots schaakspel.  Vanaf de imposante bruggentoren met z’n dikke muren heb je een prachtig uitzicht over de Burcht en de Kleine Zijde, de Oude Stad en … de Karelsbrug. Typisch is trouwens de toren die hier 25 meter vandaan aan het water staat; ziet er uit als een kerktoren, maar is een watertoren. Als de naam van de rivier Vltava problemen oplevert bij het uitspreken: Moldau zeggen mag ook.

Op het plein tussen de bruggentoren en de trambaan staat links het beeld van Karel IV op een sokkel. De vier zittende vrouwen stellen filosofie, rechten, natuurwetenschappen en theologie voor, vandaar die boeken en serieuze gezichten. Het was een cadeautje van de universiteit die naar Karel is genoemd.

Op dit pleintje staan twee kerken. Eén achter het beeld en één voor ons. De eerste is de St. Franciscuskerk, één van de weinige objecten in het centrum dat nog niet is schoongemaakt. Dat levert het verrassende effect op van onooglijk van buiten maar mooi van binnen. Het is een intieme kerk met een barok altaar en in de koepel het fresco dat ‘Het Laatste Oordeel’ uitbeeldt. De elegante koepel van deze kerk is historisch belangrijk omdat dit de eerste keer was dat een kerk in Praag getooid werd met een koepel. Voor die tijd hadden de kerken enkel de keuze tussen puntdaken en torens.

De andere kerk is de St. Salvatorkerk. Onderdeel van het grote Clementium. Deze kerk heeft zich gehandhaafd door zo’n beetje alle stijlperiodes van 1600 tot 1800. Dus we zien renaissance plus nog wat barok en een enkel rococoversiering. De laatste vooral binnen: het altaar, de plafondbeschilderingen. Van de beelden aan de voorzijde valt vooral het Mariabeeld op en, helemaal bovenaan, niet Atlas met de wereld zoals gebruikelijk, maar curieus genoeg Jezus.

We gaan nu de drukke Karlova in. Rechts allerlei souvenirwinkeltjes met de befaamde Praagse marionetten, en links het Clementium.  Dat was oorspronkelijk, midden 16de eeuw, het kloostercomplex van de Jezuïeten. Zij hadden hier een bibliotheek en een drukkerij. Midden 18de eeuw kreeg het een openbare functie.

Nu is de universiteitsbibliotheek er in gevestigd, en de Nationale Bibliotheek plus nog enkele boekenverzamelingen. Het complex heeft vier vrij te bewandelen binnenhoven. De ingang is een kleine houten deur ín een grote houten deur links in de Karlova.  Voor die ingang, in een nis van het complex, bevinden zich de met veel metaalbeslag bewerkte deuren van een kleine kapel en een grotere kerk. De kerk biedt voornamelijk schilderijen en heeft daardoor wat weg van een galerie.

De Karlova splitst zich bij het huis U Zlaté Studne. Inderdaad: goudversierd en de raampartijen geflankeerd door beelden. Wij houden rechts aan. Ondanks dat de eerste drie verticale meters van deze straat verbouwd en vercommercialiseerd zijn -de schrijver Kurt Tucholsky omschreef dit als: “het huis een broek aantrekken"-, is hier veel moois te bewonderen als u naar opgeknapte glanzende bovenverdiepingen kijkt. Iets compleet anders zijn de putdeksels in het plaveisel: ook die zijn versierd.

De dwarsstraat die nu de Karlova kruist heet de Husova. Daar staat het Clam-Gallaspaleis [34]. Te herkennen aan de indrukwekkende beeldpartij naast de poort. De heldhaftige beelden torsen de gevel, ze zijn aan slijtage onderhevig. Ook dit barokke paleis, er is de hele 18de eeuw aan gewerkt, heeft romaanse en gotische grondvesten. Nu is er het stadsarchief in gevestigd en een concertzaal.

Links gaat de straat naar een pleintje waar het Nieuwe Raadhuis staat en waar de achterzijde van het Clementium aan grenst. De gebouwen hebben daar allemaal beelden op het dak en aan de gevel. Zelfs de 20ste eeuwse panden. Rechts gaat het naar - loop even mee, dan kun je het zelf zien.

Er staat in deze straat een kerk die min of meer het slachtoffer is geworden van de opeenvolgende bouwstijlen in Praag. Eigenlijk worden we al gewaarschuwd door de straatjes links en rechts: ze draaien er niet omheen en heten gewoon Zlatá. En als de straten al goud heten, dan is dat al een vingerwijzing naar het interieur van het kerkje sv. Jiljí, St. Egidiuskerk, links. Een simpel romaans kerkje -midden 14de eeuw in gotische stijl herbouwd. Mooi door z’n eenvoud. Maar dan de binnenkant. Groter kan het contrast niet zijn.

Binnen de niet bescheiden overdaad van de barok, er krult waar er gekruld kan worden, beelden waar er maar plek is, gedraaide pilaren. Verguldsel. Het is net een snuisterijenwinkeltje. Barokversiering leent zich niet voor iedere kerk. Haal je alles er uit, dan hou je een fraai kerkje over. Letterlijk alles eruit halen, dat zou zonde zijn, want bij het altaar is nog werk van de beeldhouwer Brokoff te zien.

Klik hier voor Deel 2 van Praag, de Gouden Mijl: een Stadswandeling

 

 


terug | home
Meer reisverhaal tsjechie...
Hebben we je geinspireerd? Deel dit met je vrienden.


Vind Tsjechie.nl leuk op Facebook


Tsjecho Reizen - dé wintersport of vakantie Tsjechië, Praag en Slowakije specialist!




reageer Reageer  stuur door Stuur door  print Print pagina

Wees de eerste die een reactie plaatst!
specialisten Tsjechie
tsjecho reizen - tsjechie  
Tsjecho Reizen
Reisorganisatie
info | website
tel nr (klik)
happy home - tsjechie  
Happy Home
Vakantiehuizen
info | website
tel nr (klik)
bohemia travel - tsjechie  
Bohemia Travel
Reisorganisatie
info | website
tel nr (klik)
interbohemia - tsjechie  
InterBohemia
Vakantiehuizen
info | website
tel nr (klik)

Valuta omrekenen

EUR

CZK

voorwaarden - copyright - privacy statement - disclaimer - cookies - contact - sitemap



© Tsjechie.nl